Terug in Kattendijke vertelde hij het aan zijn ouders. Intussen had ook zijn broer Marinus deze geruchten vernomen. Mari- nus, die diaken in Kattendijke was, ging met dit bericht naar ds. Meerburg Snaren- berg en samen met hem en Hein zijn ze naar Goes gegaan om bij Helena navraag te doen. Toen zij had verteld dat ze inder daad haar pasgeboren zoon had afgestaan, zeiden ze dat ze hem de volgende dag weer zouden terugbrengen. Ze was daar blij mee, want ze had van Maatje Blommert gehoord dat het kind niet goed behandeld werd en zelfs in de oven had gelegen. De dag daarna brachten Leendert Bruinzeel en de predikant het jongetje terug naar zijn moeder in Goes. Deze had het inmid dels op 10 april door de vroedvrouw en twee getuigen onder de naam Leendert in de burgerlijke stand van Goes laten inschrijven. De burgemeester van Kattendijke, die ook van het geval op de hoogte werd gebracht, wilde zekerheid omtrent de bevalling. Hij ontbood daartoe de stadsvroedmeester F. Pieterse uit Goes. Deze kwam op 15 april na uitgebreid onderzoek tot de conclusie dat Lena niet alleen toen of kort ervoor, maar zelfs nooit een voldragen vrucht had gedragen. Als hoofd van de politie was het de taak van de burgemeester om aangifte te doen bij de Rechtbank van Eerste Aan leg te Goes. Lena werd verdacht van 'het aan zich zelve ondersteken van een kind waarvan zij niet was bevallen' en Janna Kloosterman werd als medeplichtige hier van gezien. Nog diezelfde dag werd Janna opgesloten in het Huis van Arrest in Goes en ook Lena zou dit lot moeten ondergaan. Maar omdat dit bij haar moeder, die enige jaren daarvoor aan een hersenziekte had geleden, weer een vlaag van krankzinnig heid teweeg zou brengen, werd op dokters advies hiervan voorlopig afgezien. Hierna begonnen de verhoren en daarbij kwam aan het licht dat Lena halverwege de maand februari weer net als vroeger ongesteld was geweest. De spanning in haar buik, die ze gevoeld had sinds ze in oktober van het vorige jaar een paar weken koorts had gehad, was ook verdwenen. Ze besefte dat ze niet meer in verwachting was en daarmee vervloog de laatste kans om ooit met Hein te kunnen trouwen. In de derde week van diezelfde maand sprak ze erover met Janna Kloosterman voor wie de boodschap ook een grote teleurstelling was omdat ze het extraatje als min zou komen te missen. Volgens Janna zouden ze in het dorp denken dat ze de vrucht had laten afdrijven. Doch wat de mensen ervan dach ten kon Lena niets schelen, het voornaam ste was dat ze geen kind zou baren. Al pra tende opperde Janna het plan om toch maar te doen alsof ze nog steeds zwanger was en rond de tijd dat de bevalling gepland stond een kindje te lenen. Ze ver telde er nog bij dat dat wel vaker gebeurde en eigenlijk heel normaal was. Zo werd besloten en alleen zij tweeën wisten ervan. Om de suggestie te wekken dat ze in ver wachting was, stopte Lena een kussen onder haar hemd zodat het leek of ze een dikke buik had en niemand had iets in de gaten. Op een dag kwam Janna thuis met de mededeling dat ze had horen zeggen dat Helena de Laat binnenkort een kind zou baren. Janna kende haar omdat ze in de Wilhelminapolder werkte. Ze woonde in het Manhuis in Goes, was nog ongehuwd en voor de tweede keer in verwachting. Het Manhuis was in die tijd een opvangtehuis voor daklozen en armen en stond onder toezicht van de diaconie. Het twee verdie pingen tellende gebouw had dertig kamer tjes van ruim twaalf vierkante meter waarin soms hele gezinnen werden gehuis vest. Toen Lena en Janna eind februari of in het begin van maart op een zondag koffie zou den gaan drinken bij Poepe Mietje zei Lena onderweg naar Goes: 'Ik zal dan nu eens naar die Lena de Laat gaan'. Janna ging naar het Manhuis en vroeg Helena naar buiten te komen. Na deze boodschap gedaan te hebben, ging ze door naar Poepe Mietje zodat de beide Lena's ongestoord konden praten. Lena Bruinzeel vroeg Helena of ze zin had om in mei van dat jaar te komen werken als meid op het hof van haar moeder. Ze voelde daar wel voor, maar omdat ze in de kraam kwam te lig gen, kon dat niet. 'Denk er nog maar eens 27

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2007 | | pagina 29