De Koningspolder; de herkomst van de naam Johan Conijn Inleiding In het overzicht van J. Boonman 'Topony mie van de gemeenten Borssele en Oude- lande'1' komt ook de Koningspolder aan de orde. Voor Boonman is de herkomst van de naam van deze polder niet duidelijk. Hij volstaat met de constatering Koningspol der (de keuningspolder). Naam van de pol der en van de grote boerderij in deze polder. De in het jaar 1753 bedijkte polder kan nog geen verband hebben met een Nederlandse koning, omdat er in deze tijd nog een stad houder regeerde'2) Op zich klopt het dat er toentertijd geen koning was. Prins Willem IV was stadhouder over Zeeland. Deze con statering brengt ons echter niet verder in het vinden van de herkomst van de naam. In dit artikel wil ik een oplossing aandra gen voor het 'raadsel' van de naam Koningspolder. Het ontstaan van de polder De Koningspolder was een relatief kleine polder ter grootte van 101 ha. ten westen van het dorp Borssele. De polder is ont staan als een inham van eerder ingedijkte polders.3' Eerst was in 1676 met de bedij king van de Nieuwe West-Kraaijertpolder een kreek afgedamd. Het buitendijks geble ven gebied kon toen verzanden. Vervolgens werd in 1700 de Zuid-Kraaijertpolder bedijkt. De aanslibbing in het kreekgebied was toen echter nog niet zo ver gevorderd dat het gebied al kon worden ingepolderd. Op de bekende kaart van Hattinga, opge meten in de jaren 1747 en 1748, is duide lijk de rechthoekige inham te zien die als resultaat van de eerdere bedijkingen was ontstaan. Op 22 december 1752 verleenden de Staten van Zeeland het octrooi tot bedij king van de schorren aan de heer van Borssele en de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke. Tweederde deel van het in te dijken land viel toe aan de heer van Borssele; eenderde aan de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke. De ambachtshe ren van 's-Heer Arendskerke verkochten op 15 juni 1757 het hen toebehorende gedeelte van de nieuwe polder met behoud van de ambachtsrechten. De verkoop betrof zes afzonderlijke percelen die in eigendom kwamen bij vier verschillende eigenaren.4' De geschiedenis van de boerderij Het deel van de Koningspolder dat toebe hoorde aan de heer van Borssele, vormde tot 1924 een ongedeeld eigendom. Het bestond uit bouw- en weiland ter grootte van 61 ha. en er stond een grote boerderij op genaamd 't Hof Koningspolder, die na de bedijking is gebouwd. De foto, gedateerd rond 1910, laat de oorspronkelijke boerde rij zien. In de loop der eeuwen zijn er ver schillende eigenaren geweest.5' De weduwe van de heer van Borssele verkocht in 1769 de boerderij met land aan Jacob Jacobsen Rottier (1735 - 1815). Nadien komt de boerderij in handen van zijn zoon Jan Rot tier (1761 - 1842) en vervolgens diens zoon Izaak Rottier (1805 - 1878). De laatste was ook burgemeester van Borssele. In 1890 verkopen de erfgenamen van Cornelia van Wijngen (1808 - 1890), de weduwe van Izaak Rottier, de boerderij aan Théophile Auguste Poullier-Ketele. Théophile Auguste Poullier was fabrikant in Rijssel (Lille). Zijn vrouw Marie Ketele woonde op het grote landgoed Puyenbroeck in Wachte- beke (België). Zij interesseerde zich zeer voor de vernieuwing van de landbouw en zal vermoedelijk de eigenaresse geweest zijn van 't Hof Koningspolder. Marinus van 't Westeinde (1838 - 1919) wordt dan de pachter van de hoeve. Hij pachtte toenter tijd ook het grootste deel van de Van Cit- terspolder dat toebehoorde aan de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke en had verder in de Zuid Kraaijert de hoeve Achterduin in eigendom. Marinus zette zijn oudste zoon Jan (1867 - 1953) als zetbaas op de hoeve. In 1924, na het over lijden van Marie Ketele, kopen Jan en zijn jongere broer Bastiaan Augustinus (1874 - 1966) de boerderij. De boerderij wordt dan gesplitst. Bastiaan Augustinus komt op de oude hoeve met de helft van het land. Jan, 13

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2007 | | pagina 15