Afb. 7. Het zuidoostelijke hoektorentje, gefo
tografeerd voor aanvang van de restauratie
in 1922. (Foto Antonietti, RDMZ nr. 5930.)
loszittende brokken steen dreigden naar
beneden te vallen en het dak van de kerk
te beschadigen. Erger nog: grote stukken
zouden door het kerkdak heen vallen en
schade aan het orgel aanrichten. De ver
antwoordelijkheid werd op voorhand bij de
gemeente gelegd.14* In de jaren die volgden
werden de brieven van de kerkvoogdij
steeds dreigender van toon.
In 1903 werd de aandacht vooral op de
hoektorentjes gericht. De kerkvoogdij had
er namelijk speciaal op gewezen dat de
kwaliteit van het metselwerk van deze
kleine torentjes het meest acute gevaar
opleverde. Een van de Biezelingse raadsle
den had een pasklare oplossing bij de hand.
In de raadsvergadering van 31 december
1903 stelde hij de vraag of het niet beter
zou zijn om deze hoektorentjes maar af te
breken. Met een groot gevoel voor under
statement antwoordde Paulus Johan
hierop 'dat dit ook wel bezwaren opleveren
zou'.lb) Hij wist drommels goed dat hij zich
door in deze gedachtegang mee te gaan de
woede van Frederiks op de hals zou halen.
En dat het ontegenzeggelijk het einde van
zijn loopbaan zou betekenen.
In 1904 onderwierp Jan Adriaan Frederiks
in overleg met de burgemeester de toren
opnieuw aan een uitvoerig onderzoek. Uit
de notulen van de raadsvergadering van
26 augustus 1904 spreekt de geest van ver
trouwelijkheid die er heerste tussen Jan
Adriaan Frederiks en Paulus Johan van
der Mandere. De burgemeester wees de
raad op de mogelijkheid om rijkssubsidie
aan te vragen, 'waartoe de heer Frederiks
zijne medewerking kan verleenen, die om
diens belangrijken invloed en vertrouwen
bij de Regeering van groot belang is'.
Ir. Joseph Th.J. Cuijpers
Op zaterdag 30 september 1911 was het
zover: 'Uit het Noord Westen kwam hij aan
geraasd, de storm, de wateren tot hooge gol
ven opjagend ...Te Kapelle heeft de kerk er
duchtig van langs gehad. Leien werden van
het dak gerukt, het lood van den toren
geslingerd en ook het haantje naar beneden
gesmakt.'16)
De alarmbellen rinkelden. In de raadsver
gadering van 30 oktober zei de burgemees
ter enigszins geheimzinnig 'in correspon
dentie te zijn met een deskundige'. Die
deskundige - ingeschakeld door Frederiks,
die ondertussen in Den Haag zat en zelf
geen tijd had - was niemand minder dan
architect Joseph Th.J. Cuijpers. Deze
kwam op 7 november naar Kapelle om ter
plaatse de toestand op te nemen. Dit leidde
tot een voorlopig herstel van de torenspits
in het voorjaar van 1913.
In de loop van 1913 had architect Cuijpers
een uitgewerkt restauratieplan voor de
hele toren gereed. Op papier was dit een
gedegen plan maar in werkelijkheid kwam
het niet tot actie. Ook de steeds dreigender
wordende opstelling van de kerkvoogden
had geen resultaat. De klok tikte door en in
1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De
aandacht werd afgeleid en de stijgende
prijzen van de materialen en de steeds gro
ter wordende schaarste belemmerden
iedere activiteit. Het verval schreed voort.
17