(1740-1748) slaagden de Fransen er welis
waar in om Lillo en Liefkenshoek te bezet
ten, maar met de Vrede van Aken kwamen
de forten opnieuw in handen van de Repu
bliek. Vanaf 1780 veranderde de opvatting
van de Oostenrijkse autoriteiten echter
over de invloed van de Republiek in de Zui
delijke Nederlanden. In 1785 kwam in Fon-
tainebleau een verdrag tot stand waarbij
een einde kwam aan de militaire bemoei
enis van de Republiek met de gang van
zaken in de Zuidelijke Nederlanden. De
forten Lillo en Liefkenshoek behoorden
vanaf begin 1786 definitief tot de Oosten
rijkse Nederlanden. Wel behield de Repu
bliek het recht om het scheepvaartverkeer
op de Schelde te controleren. Dit resul
teerde in de bouw van het fort Bath.
In de periode 1795-1814 kwamen Lillo en
Liefkenshoek in Franse handen. Na de her
eniging van de Noordelijke en de Zuidelijke
Nederlanden in 1815 kwamen de forten in
het bezit van het Koninkrijk der Nederlan
den. Na de Belgische Opstand van 1830
bleven zij nog gedurende negen jaren als
militaire bolwerken in Nederlands bezit.
Pas nadat de autonomie van de Belgische
staat in 1839 een feit was vertrokken de
Nederlandse militairen. De rol van de for
ten als vestingwerken was hiermee uitge
speeld. In 1894 werden Lillo en Liefkens
hoek als militaire vestingwerken buiten
gebruik gesteld, ongeveer driehonderd jaar
nadat ze waren aangelegd.
Toen er na de Tweede Wereldoorlog plan
nen werden gemaakt voor een forse uitbrei
ding van de Antwerpse haven op de beide
Scheldeoevers scheelde het weinig of de
beide forten zouden net als diverse polder
dorpen op de Brabantse oever gesloopt wor
den. In 1981 werd het fort Lillo door de
Belgische regering aangewezen als
beschermd monument. Vier jaar later ver
wierf Liefkenshoek eenzelfde status. Anno
2005 vormen de beide voormalige forten op
de Scheldeoevers bijzondere enclaves,
omringd door multinationals. Lillo behoort
thans tot het grondgebied van de stad
Antwerpen en Liefkenshoek tot dat van de
stad Beveren.
Het onderzoek van Leune c.s. is verdeeld in
drie hoofddelen en bestaat in totaal uit
zeven publikaties. Deel 1 is het centrale
deel van het project. In dit deel wordt de
opzet en de uitwerking van het onderzoek
weergegeven en zijn de resultaten thema
tisch geordend. Het eerste deel bevat een
uitgebreid chronologisch overzicht van de
belangrijkste gebeurtenissen in en rondom
de beide forten. In deel 2 wordt verslag
gedaan van de bewoningsgeschiedenis van
de forten. Dit deel betreft een repertorium
met circa 20.000 personen, verspreid over
circa 4.000 families, die in de periode 1585-
1786 in of in de directe omgeving van de
forten verbleven. Deel 3 bevat bewerkingen
van de vele brondocumenten die ten
behoeve van de delen 1 en 2 zijn gebruikt.
In het bijzonder is in dit onderzoek geke
ken naar het functioneren van de forten als
sociaal systeem. Zo is het merendeel van de
bewoners die in de forten hebben gewoond
en gewerkt in kaart gebracht. De gegevens
over de bewoners die in het repertorium
zijn opgenomen zijn onder meer ontleend
aan de archieven van de Staten van
Zeeland en de Gecommitteerde Raden van
Zeeland, de Rekenkamer van Zeeland en
de Admiraliteit van Zeeland en de Raad
van State. Het 3-delige repertorium is een
ware goudmijn voor genealogen.
De maatschappelijke analyses over het
leven van alledag in de forten zijn zeer
interessant en lezenswaardig. Stuk voor
stuk zijn dit bijzonder informatieve door
kijkjes die een inzichtelijk beeld geven over
de (fort)bewoners. Zo zijn er uitvoerige
beschouwingen over het onderwijs, het ker
kelijk leven, de armenzorg en het leven van
de militairen en de burgers in de beide for
ten.
O.W. Hoogerhuis
37