Afb. 3. Santje met haar fiets, als wijkver
pleegster in Maasland.
even wennen, zo'n vreemde juffrouw die
mensen kwam helpen.
Zo was er een oude man die er maar niets
van begreep, hij werd zo maar geholpen
door een vreemde vrouw en hoefde daar
niets voor te betalen.
'Maar mens, waar woon je dan toch?' vroeg
hij ten slotte. 'In de Stationstraat', ant
woordde ze. Hij wist niet waar die was.
Nog nooit had hij van die straat gehoord,
niet begrijpend schudde hij met zijn hoofd.
'In de Vleersteeg', zei ze toen, in de hoop
dat het dan duidelijk voor hem zou zijn.
'O, woon je daar. Leur je dan soms met
veters en sulferstokken?' vroeg hij. Ach,
dacht ze, laat ik maar zwijgen, hoe meer ik
uitleg, hoe minder hij er van begrijpt.
Er was veel werk te verzetten, ze was niet
alleen verpleegster, ze gaf voorlichting over
voeding, fungeerde als maatschappelijk
werkster, adviseerde bij de opvoeding van
kinderen en verleende geestelijke bijstand
waar nodig. De huisarts, dokter Et, was
heel blij met de ervaren verpleegster, al
waren zijn patiënten er niet altijd over te
spreken, wanneer hij de zuster langs
stuurde.
Zo werd ze door een patiënte heel koel en
afstandelijk ontvangen, maar na een paar
bezoekjes en goede hulp klaarde de lucht
en konden beiden het goed met elkaar vin
den. Door omstandigheden moest er een
keer worden overgeslagen. Dat viel ver
keerd bij de patiënte, ze was het er niet
mee eens. Maar ja, het kon niet anders en
zo dringend waren de bezoekjes en behan
delingen van de zuster niet meer. Opeens
draaide ze bij.
'Ach, zuster ik begrijp het best. Ik kan echt
wel een keer overslaan, maar zal ik je eens
wat vertellen: Toen de dokter zei, 'ik zal de
zuster eens sturen', toen zei ik tegen Et: Ik
wil het wijf aan m'n nest niet zien! En nu,
nu ben ik boos datje een keer niet komt.'
Beiden hebben er hartelijk om gelachen.
Een van haar patiënten was een oude man,
hij had een open wond aan zijn been, vol
gens de verhalen had hij die al van af zijn
jeugd. Ze behandelde de wond op de toen
gebruikelijke manier, met de föhn. Het
ging langzaam, maar ze had eer van haar
werk, na verloop van tijd was de wond
bijna dicht.
Toen ze op een morgen bij hem kwam was
de wond weer helemaal open. Hij had hem
open gekrabd. De man bleek in de waan te
leven, dat wanneer zijn been dicht zou zijn,
hij zou overlijden. De wond mocht dus niet
dicht gaan. Ze was boos en verdrietig te
gelijk. Ze was er zo trots op dat het been
zover genezen was en nu dit.
Laat ik maar zwijgen dacht ze, wat ik ook
zeg, helpen doet het niet.
Tot besluit
Bijna dertig jaar is ze daar in dat dorp
werkzaam geweest, tot volle tevredenheid
van iedereen.
Ver in te tachtig was ze, een tweede
opvolgster was inmiddels in het dorp aan
het werk, ze woonde nog zelfstandig en
8