Afb. 2. Ganzepoortstraat circa 1920. (Collectie Gemeentearchief Goes.) De verdediging voerde aan dat de gedeti neerde uit pure armoede zijn kind aan het weeshuis had moeten overlaten en dat hij om dezelfde reden militair was geworden. Dat hij niet aan de wens van de regenten had voldaan vloeide voort uit de vrees voor straf bij zijn regiment. Burgemeesters en schepenen verbanden hem voor altijd en veroordeelden hem tot betaling van de kosten. Bron: Raze 1575 folio 153, 16 maart 1786. Johannis Hofman, soldaat van het garni zoen in Goes, had op 1 september 1786 wacht aan de Ganzepoort. Hij was echter stomdronken en had zijn post verlaten. Toen had hij een jood ontmoet die met schortenbanden en rijgsnoeren in de Gan zepoortstraat liep te leuren. Hij had per sé iets willen kopen onder het uiten van aller lei vloeken en brutaliteiten, maar de koop man had gezegd dat het allemaal spullen voor vrouwen waren. 'Wat! - hebt gij geen goed voor mij riep Johannis boos. De jood had hem daarna een paar bandjes gegeven, waarop de soldaat zijn zwaard had getrokken en de handelaar daarmee op zijn arm had geslagen en een wond in zijn zij had toegebracht. De koopman was daarop de koekenbakkerswinkel van Wille- mina de Ruijter ingevlucht en wat later weer verdergegaan. De baljuw eiste wegens straatschenderij zes weken op water en brood, 37 pond Vlaams boete en, wanneer hij de boete niet kon betalen, verbanning. De verdediging stelde dat de verdachte zich niet bewust was geweest van de daden die hem ten laste werden gelegd, omdat hij zo dronken was, dat hij pas de volgende mor gen ontdekte dat hij gevangen zat. Burgemeesters en schepenen veroordeel den hem tot zes weken op water en brood, een boete van 37 pond en, bij niet betaling, eeuwige verbanning. Bron: Raze 1575 folio 160, 22 september 1786. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 13