Zeeuwse ambachtsheren en hun 'vrienden' Piet Leupen [lezing gehouden op zaterdag 4 november 2006, in de Geerteskerk van Kloetinge ter gelegenheid van de verschijning van: Ambachtsheren en kasteelbergen. De geschiedenis van twee buitenplaatsen in Kloetingedoor Marian Lenshoek-Smeets en Ronald van Immerseel, Goes 2006] Misschien verwacht u op grond van de titel van mijn voordracht dat ik het vanmiddag uitgebreid ga hebben over de huidige ambachtsvrouwe, haar moeder, grootvader, overgrootvader en haar en hun vele vrien den en kennissen. U bent er klaar voor en schuift nog eens heen en weer op uw stoel om de gemakkelijkste zithouding te vin den. Dan komt het: wat een teleurstelling! Ik neem u mee naar het verre verleden, naar de Middeleeuwen. Misschien maakt de sfeervolle omgeving, deze prachtige laat-middeleeuwse kerk, waarin we nu zit ten, het voor u wat dragelijker om de teleurstelling weg te slikken. Maar van een historicus die als specialisatie lang geleden het tijdvak van de Middeleeuwen koos, kunt u toch eigenlijk niets anders verwach ten. Bovendien, voor de geschiedenis van Kloetinge, Zuid-Beveland en Zeeland, is met name die lange periode van doorslag gevend belang geweest, omdat er toen poli tieke, sociale en economische structuren zijn ontstaan die niet alleen hebben voort geduurd tot aan de Franse Revolutie, maar omdat juist hier, in het mooiste dorp van Zeeland, tot op de dag van vandaag nog duidelijk herkenbare en concrete sporen van het verschijnsel ambachtsheerlijkheid te vinden zijn. Dat is een klein wonder, dat we met z'n allen speciaal vandaag willen koesteren. Ambachten en vierschaarambachten Sinds het verschijnen van het Amster damse proefschrift Zuid-Beveland. De his torische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de Middeleeuwen, in 1971, door de voormalige rijksarchivaris in de provincie Utrecht, Kees Dekker, heeft het fenomeen van de Zeeuwse ambachten en ambachtsheren langzamerhand meer bekendheid gekregen onder het grotere publiek. Vervolgstudies van de hand van Dekker zelf en ook van Henderikx en ande ren hebben het onderwerp nog meer uitge diept en toegespitst. Toch zie je dat in de gepopulariseerde neer slag van de wetenschappelijke resultaten voor een groter publiek dikwijls die edele ambachtsheren en hun ambachten niet altijd even helder overkomen. Het is dan ook een nogal complexe materie, waaraan Dekker zelf niet helemaal onschuldig is, omdat hij naast de in de bronnen voorko mende term ambacht voor het lokale bestuurskader, vanaf de vroege dertiende eeuw en daarna een nieuw type, een over koepelend bestuursdistrict blootlegde, waarvoor hij de term vierschaarambacht bedacht. Het verwarrende is echter dat in diezelfde bronnen geen aparte benaming voor dit nieuwe type bestuursdistrict gebruikt wordt. De bronnen hebben het in beide gevallen alleen maar over ambachten. De term vierschaarambacht is dus een dekkeranisme. We hebben evenwel geen andere termen tot onze beschikking om tussen dit nieuwe type (de vierschaarambachten) en de oude bestuurskaders (de ambachten) een onder scheid te maken. Ik ga voorbij aan een aan tal oorzaken rond het ontstaan van het vierschaarambacht en beperk me tot de noodzaak om het dijkonderhoud en de waterhuishouding efficiënter te organise ren. De oude ambachten waren te klein en te versnipperd en voor zulke grote taken als met name het dijkonderhoud, eigenlijk niet toegerust. Vierschaarambachten omvatten verschillende 'oude' ambachten en vallen geheel samen met de reeds sinds de twaalfde eeuw bestaande parochies. De kerkdorpen zijn in het middeleeuwse Zee land dus niet alleen de centra van het ker kelijke, maar ook van het bestuurlijke en 21

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 23