De vrienden: vrijen? Op het einde van de twaalfde eeuw komen we in een overeenkomst tussen de abdij Ter Doest in Kattendijke en de ambachts heer Dirk Everdeisz. een bepaling tegen waarin sprake is van de homines et amici (mannen en vrienden) van Dirk. Ook latere bronnen spreken over amici. In Neder landstalige bronnen komen we in soortge lijke context het woord vrienden tegen. Dekker meent dat het begrip 'vriend' in de specifieke betekenis waarin het in Middel eeuwse Zeeuwse bronnen voorkomt, een nadere studie verdient. Want hij kent geen analoge voorbeelden buiten Zeeland. Wel constateert hij dat in vroeg-middeleeuwse teksten amicus voorkomt in de betekenis van cliënt. Verder gaat hij hier niet op in. In het korte bestek van deze lezing kan ik natuurlijk niet dit intrigerend gebruik van de term vriend om iemand aan te duiden die, gezien zijn vele verplichtingen, toch eigenlijk een gewone onderhorige lijkt, vol ledig uit de doeken doen. Maar de uitdruk- Afb. 3. Everingen, Marie echtgenote van Doedijn van (Marie mijn wijf) Groene was. Zegel aan een enkele staart. Afbeelding van een jonkvrouw, staande, houdend op de lin kerarm een vogel in de rechter een arends been. Randschrift: S' MARIE VXORIS-NI DE EVERINGHE. 1285 Suondaeghs vor Dar- tiendach (30 december). king biedt voldoende stof tot nadenken. Allereerst dan het voorkomen in samen hang met hominesmannen. De mannen zijn, zo zeggen de meeste woordenboeken, dikwijls - maar niet altijd! - de onvrijen van een heer. De heer heeft zeggenschap over hen, precies zoals de ambachtsheer zeggen schap heeft over de onedele ingezetenen in zijn ambacht. Toch moeten we termen als deze ook bezien in de specifieke context, zeker omdat een homo ook een vrije kan zijn. De verbinding met amici kan er ener zijds op duiden dat de vrienden onvrijen zijn, want ze staan op een lijn met de homi nes. Anderzijds kan het naast elkaar staan van amici en homines er op duiden dat de mannen vrienden zijn en dan zitten we met het probleem wat we onder 'vrienden' nu eigenlijk moeten verstaan. Het onvolprezen Lexicon Minus van J. F. Niermeyer, dat in 2002 een tweede her ziene druk mocht beleven, verzorgd door mijn promotus Jan Burgers, geeft als eer ste betekenis van amicus echter een uitleg die we op grond van het voorgaande niet zouden verwachten. Een amicus is dan bij Niermeyer-Burgers een vrije man, die zich onder de bescherming van een heer heeft gesteld en hem vervolgens als zijn alhanke- lijke dient. De voorbeelden ter illustratie heeft hij bij voorkeur uit de alleroudste teksten bijeengesprokkeld; ze zijn ontleend aan Merovingische en Karolingische bron nen. Dit laat onverlet dat ook nog daarna, uit bronnen van de tiende en volgende eeu wen voorbeelden te halen zouden zijn. Als tweede betekenis worden amici regis genoemd, groten in de omgeving van de koning, Een derde betekenis spreekt van bloedverwant en een laatste en vierde van: lid van een amicitia. Het voorbeeld daarbij dateert uit de late twaalfde eeuw. Ik haast mij om te zeggen dat er natuurlijk hier geen enkel verband is met het Kloetingse 'Amicitia'. De amicitia waar hier op gedoeld wordt is de commune, de stadsge meenschap. Slaan we een Nederlandstalig woorden boek op, het Middelnederlands Handwoor denboek van Verdam, en zoeken we onder vrient, dan vinden we naast de gewone betekenis, onder andere partijgenoot en 26

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 28