ook weer bloedverwant. Niet de hiervoor genoemde betekenis van vrije die zich aan een heer opdraagt. Vreemd is dit niet, omdat dit woordenboek voornamelijk lite raire en niet juridische of diplomatische teksten als bron heeft gebruikt. Wie onder ons kent niet de nog steeds bestaande uitdrukking 'vrienden en magen'? Daarbij zijn we langzamerhand waarschijnlijk allemaal vergeten dat er oorspronkelijk tweemaal naar dezelfde categorie, namelijk die van bloedverwan ten, verwezen wordt. De situatie vóór de twaalfde eeuw Maar terug naar Zeeland en Kloetinge. Als de eerste betekenis die het Lexicon Minus aan amicus toeschrijft ook voor Kloetinge en Zeeland zou kunnen gelden - en ik zie niet in waarom niet, want de twaalfde- eeuwse bronnen sluiten aan bij een oudere praktijk - dan hebben we hier een handvat om de relatie tussen de edele ambachtshe ren, de overige edelen en de onedelen beter zichtbaar te maken. Want ook in Zeeland gold de wet van de Friezen (de Lex Frisio- num, opgetekend in 802) die een opdeling van de bevolking in drie standen (edelen, vrijen en onvrijen, liten) kende. Aan de kwestie van de zoengeldverhouding, die in de Lex ter sprake komt, ga ik hier kort heidshalve voorbij. We zouden dan het volgende beeld uit de periode vóór de twaalfde eeuw, de tijd dat eerst de Frankische en Duitse koningen hier de baas waren, en vervolgens de elfde eeuw, toen het gebied Bewesterschelde in handen kwam van graaf Boudewijn IV van Vlaanderen, kunnen reconstrueren. Ik haast me overigens om nog eens te bena drukken dat het om een hypothese gaat. We zien enkele contouren, maar veel blijft nog onduidelijk. Edelen zijn altijd vrij, dat is inherent aan hun juridische status. De Zeeuwse onede len zijn als amici, vermoed ik, oorspronke lijk óók vrijen geweest, maar zij werden, ten gevolge van ons verder onbekende omstandigheden - misschien de telkens terugkerende invallen van de Vikingen? - gedwongen hun vrijheid op te geven om zich onder de bescherming van een machti- Afb. 4. Kruiningen, Hugo heer van, ridder (Hugo miles et dominus de Cruninghe). Groene was. Zegel aan een dubbele staart. Afbeelding van de ridder in volle wapenrus ting. Wapen: drie palen. Randschrift: S' HVGONIS: MILITIS: DN-: DE: CRVNIGHE: 1284 Dominica post octavas beatorum Apostolorum Petri et Pauli (9 juli). ger persoon, de ambachtsheer in wording, te plaatsen. Daardoor verloren ze hun onafhankelijkheid, hun persoonlijke vrij heid. Ze zakten dus op de sociale ladder, omdat zij niet in staat waren zichzelf en hun magen te verdedigen. Toch bleef alleen al door het continue gebruik van de term 'vrienden', amici, hun oorspronkelijke, min of meer met andere vrijen gelijkwaardige juridische status ook later daardoorheen zichtbaar. Natuurlijk heeft een sociale val op den duur consequenties voor de juridi sche status van betrokkenen. Maar echte onvrijen werden ze niet, hoezeer hun las ten ook leken op die van gewone onvrijen. Het regelmatig voorkomen van de term amicus in de ons overgeleverde bronnen vanaf de twaalfde eeuw, zou dus kunnen verwijzen naar hun oorspronkelijke juridi sche status, die blijkbaar nog niet was ver geten en verloren. Ze zijn wellicht nog het beste te omschrijven met het paradoxale 'onvrije vrijen'. Bovendien, laten we niet 27

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 29