Afb. 2. Grootvader Davied Pieter Leupen (1863-1924), gefotografeerd door Héron, Rotterdam. Foto circa 1912. Opvallend is de onderlinge solidariteit bin nen het gezin. Vooral van de oudste doch ters, t.o.v. hoogbejaarde ouders, minder gezonde zussen of broers en door het moge lijk maken van (universitaire) studies van een aantal jongens. Van de negentiende en twintigste eeuw gaat hij verder terug in de tijd en belanden wij in de zeventiende en achttiende eeuw in Leiden. De Leupens zijn dan vooral actief in de wolnijverheid. Oorspronkelijk waren ze afkomstig uit West-Vlaanderen, waar ze werkzaam waren in de lakennij verheid. Vanuit Vlaanderen waren ze ver trokken naar Engeland, naar Colchester. De redenen voor hun emigratie waren gedeeltelijk economisch en gedeeltelijk godsdienstig van aard. Ze vestigden zich in wat later de Dutch quarter is gaan heten (zeventiende eeuw). Veel Vlamingen gin gen uiteindelijk naar Londen of keerden terug naar Vlaanderen. Na het ontzet van Leiden in 1574 (Tachtig jarige oorlog) werd de stad een alternatief voor de Engelse Vlamingen. Tussen 1577 en 1619 waren in Leiden 1000 Vlaamse lakenondernemers (drapeniers) aktief. Jan Leupe(n) stak met vrouw en drie kinderen over van Colchester naar Leiden. Ook zijn jongere broer, Pieter gehuwd met Barbara Elsevier, vestigde zich met zijn twee zonen in Leiden. De tweede zoon heette Pieter en was in 1608 geboren. Hij studeerde theolo gie aan de Leidse universiteit. Als predi kant was hij o.a. werkzaam in Hattem en Amsterdam, waar hij in 1670 overleed. Hij schreef enkele boeken, o.a. over de spelling, waardoor hij in aanvaring kwam met Von del, die hij 'een Snoode Aardworm' noemde. Pieter had vier kinderen. Een van hen heette Johannes, hij was landmeter van beroep, maar daarnaast maakte hij veel tekeningen en portretten. Hij was enige tijd bij Rembrandt in de leer geweest. De schrijver stelt in zijn slotbeschouwing vast dat, - hij vooral de nadruk heeft gelegd op de Zeeuwse tak. Hoewel ook de Haarlemse vrij veel aandacht heeft gekregen, - hij in totaal dertien generaties heeft opgespoord, d.w.z. dat hij de stamboom van de familie heeft teruggebracht tot 1500, - binnen de familie een tamelijk groot besef bestaat voor de familiegeschiede nis. Conclusie: Ik zou de voorkeur gegeven hebben aan een chronologische opbouw van het boek: beginnen met Vlaanderen in de zestiende eeuw en dan via Engeland naar Leiden. Maar de schrijver denkt daar anders over. Hij is uitgegaan van zijn eigen situatie en is van daaruit op zoek gegaan naar infoma- 39

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 41