ving, veel wereldwijzer waren. Al snel kwam ze tot de ontdekking dat ze best mee kon komen, maar dat zwijgen meestal beter was dan kritiek leveren of opmerkingen te maken. Op de Diaconessenschool stond aardrijks kunde op het programma. Zeeland werd behandeld, in het boek stond iets over de oester- en mosselcultuur, volgens het boek groeiden mosselen op gekalkte dakpannen en oesters in trossen. Dat klopt niet, zei zuster Suzan. Ze kwam van Yerseke, was groot gebracht aan de zeekant tussen de oesters en de mosselen. Ze wees de lerares er op, dat het juist andersom moest zijn. Het werd haar niet in dank afgenomen. Hoe ze commentaar dorst te hebben op dat wat in het boek stond. Wat zuster Suzan aanvoerde en vertelde, het hielp niet. In het boek konden geen fou ten staan. 'Is het bij Friesland dan soms ook verkeerd?' werd er bits gevraagd. 'Dat weet ik niet, daar ben ik nooit geweest', antwoordde Suzan, 'maar ik kom uit Zee land en weet hoe het daar is.' Zwijgen, dacht ze, laat ik maar zwijgen, dat is het beste. Zo gebeurde het, toen ze in de linnenkamer werkte, een zuster naar buiten keek en zei: 'Suzan, daar gaat een landgenoot van je.' Aan de overkant van de straat liep een Zuid-Bevelandse. 'Ja', zei Suzan', dat is een Rooms Katholieke, die is zeker naar de mis geweest.' 'Hoe weet jij dat?' klonk het verwonderd.' 'Dat zie ik aan de kleren.' Ongelovig werd ze aan gekeken, ze hoorde ze denken wat gek, echt weer iets uit de provincie. Zwijgen dacht Santje, zwijgen. Stomverbaasd was ze toen er een meisje uit het land van Axel solliciteerde. Tijdens het gesprek dat deze had met de bestu rende zuster vroeg die: 'Axel, dat ligt toch in Zeeland? We hebben nog een zuster uit Zeeland, zuster Suzan de Dreu, kent u die?' Nee, de Axelse had nooit van haar gehoord. 'Eens even kijken waar ze vandaan komt. Uit Yerseke komt ze, kent u haar niet?' Samen hebben ze er om gelachen, Santje en de Axelse. Ik zal maar weer zwijgen dacht zuster Suzan, als ik daar uitleg over moet geven.... De proeftijd doorstond Santje goed. Ze werd toegelaten tot de opleiding. Zo, dat had ze in ieder geval bereikt. Steeds weer verwonderde ze zich over de koppige domheid van de mensen, mensen van wie ze dacht dat ze zo intelligent waren. In haar album vond ik een foto van haar in klederdracht, zo'n klein paars hard fotootje, het was geknakt. 'Hoe komt dat?' vroeg ik. 'O, dat heb ik achter mijn schort gehad.' Ik begreep er niets van, een foto achter de schort. Er kwam een prachtver- haal. Op haar zaal was een jongen opgenomen, dagelijks kwam de vader op bezoek, hij hoorde zuster Suzan praten en zei: 'Zuster u komt uit Drente.' 'Nee, hoor mijnheer, ik kom uit Zeeland', antwoordde ze. Mijnheer vertelde, dat hij aan de tongval van de mensen kon horen waar de persoon vandaan kwam en zij kwam uit Drente. 'Mijnheer ik ben nog nooit in Drente geweest, laat staan dat ik er vandaan kom', antwoordde ze. Er hielp geen lieve moeder aan, hij was een expert waar het dialect betrof en hij hoorde dat zuster Suzan uit Drente kwam. Om hem te overtuigen nam ze de andere dag een foto van zichzelf mee in Zuid-Beve- landse dracht. Ze stopte hem, achter haar schort. Ze liet de foto zien, maar denk niet dat mijnheer overtuigd was. Nee, hij hoorde dat ze uit Drente kwam. Dus, kwam ze uit Drente. Ach, laat ik maar zwijgen, dacht ze weer. Het was de zoveel ste keer dat ze zich verbaasde over domme eigenwijsheid van de mensen. Haar bewijs materiaal kon er echter niet tegen om een hele dag achter een verpleegstersschort opgeborgen te zitten, het bleek 's avonds geknakt. Een andere keer was er een mijnheer op haar afdeling opgenomen, een groot bewon deraar van de kunstschilder Toorop. De man praatte honderd uit over zijn favo riete kunstenaar. Op een dag had hij wat reproducties van Toorop's werk mee laten brengen en iedereen moest ze bewonderen en vooral vertellen hoe mooi ze waren en hoe knap en bekwaam de schilder was. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 8