blemen hadden met hun veldwachters,
zonder dat hiervan in de overzichten die
aan Middelburg werden opgestuurd iets
is terug te vinden. De hogere autoriteiten
hadden wel het vermoeden dat ze om de
tuin werden geleid. Zo had de districts
commissaris van de officier van justitie in
Goes in 1847 vernomen dat het in Rilland
wemelde van de landlopers en bedelaars
zonder dat daarvan in de rapporten van
de burgemeester ook maar een aanwijzing
was te vinden.Wat het voorgevallene in
Rilland, betreft', zo liet de districtscom
missaris de Gouverneur weten, 'heb ik
wederom het bewijs gekregen, hoe weinig
vertrouwen kan worden gesteld op de drie
maandelijksche rapporten, betreffende
bedelarij, en hoezeer de zwakheid en toe
geeflijkheid van de plaatselijke besturen
aanleiding tot moeyelijkheden geven.'44 De
zakboekjes van de veldwachters schenen
evenmin te deugen. De burgemeester van
Kloetinge, die vanaf 1851 voor enige tijd
was belast met de controle van de veld-
wacht in het oosten van Zuid-Beveland,
liet in ieder geval weten dat er van de
vele overtredingen op de jacht geen enkele
aantekening was gemaakt in de zakboek
jes. En dit terwijl de boekjes notabene
dagelijks door de burgemeesters werden
afgetekend!5'
Gemeentebestuurders hingen echter
liever niet hun vuile was buiten. Als er
problemen waren in een gemeente, bij
voorbeeld met de veldwachter, loste een
burgemeester die liever zelf op. Ingrijpen
van de Gouverneur zou alleen maar tot
problemen leiden en werd bovenal als een
inbreuk op de gemeentelijke autonomie
beschouwd. Slechts wanneer een conflict
uit de hand liep en een veldwachter een
openlijke confrontatie aandurfde met het
plaatselijk gezag, werd de hulp van de
Provincie ingeroepen.
Dat er problemen waren met veldwachters
in de negentiende eeuw, staat buiten kijf.
Vele dorpen in het negentiende-eeuwse
Zeeland hadden regelmatig te maken met
veldwachters die in de ogen van de autori
teiten niet voor hun taak waren berekend.
Lage lonen
Dat veel veldwachters niet naar behoren
functioneerden, had met een aantal zaken
te maken. Op de allereerste plaats was hun
jaarwedde zo gering, dat velen nevenin
komsten nodig hadden om het hoofd boven
water te houden. Zoals uit bovenstaande
tabel blijkt, verdiende een veldwachter
jaarlijks niet veel meer dan tweehonderd
gulden en dat was zelfs minder dan het
loon van een landarbeider. Zeker in de eer
ste helft van de negentiende eeuw regende
het verzoekschriften van veldwachters tot
salarisverhoging. Zo smeekte J. Vermaire,
veldwachter in Kattendijke, in 1843 de
Gouverneur om verplaatsing naar Krab-
bendijke, 'welker gemeente'zo schreef hij,
hem geene geringe verbetering in zijne zoo
bekrompene omstandigheden zoude ver-
schaffe, daar hij op deze zijne tegenwoor
dige standplaats waar hij zich reeds sindts
den 9 December 1833 geplaats bevind zich
buiten de mogelijkheid ziet gesteld na
Afb. 3. Portret van veldwachter P. Groenleer
en echtgenote. Groenleer was van 1897 tot
1924 veldwachter in Kapelle. (Particuliere
collectie.)
74