het vernielen van huisraad. De zak met geld
die zo'n rol speelde in het proces bleek hij van
een ander, een onbekende, gekregen te heb
ben. Als dat werd afgezet tegen al de zaken
die gebeurd zijn, dan stelde dat alles weinig
voor. De gedetineerde was meer toeschou
wer dan dader en behoorde zeker niet tot de
allerslechtste klasse. Roven en stelen was
helemaal niet aan de orde: hij had slechts een
klein deel van de buit ontvangen, iets dat te
verwaarlozen was.
De eiser stelde in zijn repliek dat Petrus
de zak met geld van Kleijnputte mee naar
huis had gebracht en in een gat voor de bed
stee had verstopt. Hij had tegen zijn vrouw
gezegd: Als die er om komt, geef hem, aan nie
mand anders, of breng hem zelf. Wat is er met
die zak gebeurd? Is die teruggebracht? Hele
maal niet! De vrouw ontkende alles. Gede
tineerde had het over een toeschouwer, die
eventueel die zak zou hebben gegeven. Vol
gens Petrus en de dochter had Johanna wel
degelijk van de zak geweten. De dochter zei
immers dat ze haar moeder had horen zeggen
dat haar vader de zak had thuisgebracht. Vol
gens het placcaat van 1654 moest dat alles
zwaar worden gestraft. Voor de eiser was het
duidelijk: hier was sprake van diefstal en die
moest worden bestraft met ophanging.
Burgemeesters en schepenen veroordeelden
Petrus tot acht dagen water en brood en
Johanna tot drie dagen. Verder moesten zij de
kosten van het proces betalen.
6 april 1787.
Bron: Gemeentearchief Goes: Raze 1575, folio 161,
162 en 163.
De Beestenmarkt waar hier en daar een moderne woning tusschen de oude werd geplaatst, niet ter verfraaiing van het gel
Afb. 2. De Beestenmarkt in Goes, 1929.
94