als vanzelf tot een dorp. Huizen kwamen in smalle straten te staan tussen de Oude Polderstraat en de sluizen. Toen het kanaal in 1866 werd geopend begon het dorp pas echt te groeien. De drukte op, in en rond de sluizen, het rijkspersoneel van douane en marechaussee, de handel met schippers, het parlevinken, de wachttijden voor de schepen voor de sluis, het onderhoud aan het kanaal en de sluizen, de vele winkels, de scheeps werf en niet te vergeten de cafés, maakten van Hansweert een dorp waar het nooit stil was. Vanaf 1868 ging het gilde in het opko mende Hansweert zijn bijeenkomsten hou den. Hier had Luijk pas een etablissement geopend, dat behalve een herberg een grote paardenstal was, waar hij zijn trekpaarden voor sleepdiensten langs het kanaal stalde. Hoewel het voorlopig nog niet formeel gere geld was bleef het gilde naar Hansweert trekken. De in 1871 gebouwde roomse kerk had veel nieuwe katholieken aangetrokken, waarmee het ledenbestand ruimschoots was aan te vullen. De nieuwe parochie lag de gildeleden wel nauw aan het hart, maar toen gestemd moest worden in 1875 of het onroerend goed aan de in tijdelijke geldnood verkerende kerk moest worden gedoneerd waren slechts twee leden voor, en twaalf tegen. Het gilde bleef gewoon doorademen: er waren jaarlijks twee bij eenkomsten, waarvan een in de winter, die als voorbereiding op de meivergadering werd gehouden. In de winter konden gil- debroeders eventueel hun lidmaatschap opzeggen, er konden nieuwe leden worden voorgedragen (het ledenbestand varieert van vijftien tot twintig man), en er konden vergaderpunten worden ingediend voor de meivergadering. De zondagse bijeenkomst in mei was en is het jaarlijkse hoogtepunt van het gilde. De vrouwen zijn er dan ook bij, zeker sinds in 1887 werd besloten om geen ongehuwden meer toe te laten. De ochtend begon en begint met het bijwonen van de hoogmis, waarna er een koffietafel klaarstaat. De huishoudelijke vergadering lieten de dames aan zich voorbijgaan. Zij maakten een frisse wandeling over de zee dijk, waaraan soms ook de heren na gedane zaken deelnamen. Om 13.00 uur moesten de wandelaars zich weer melden voor het diner bij het Paviljoen van Luijk. Dames die te laat terugkwamen, zoals in 1887, kregen een boete. Een nieuwe activiteit vormde het uitstapje, dat vanaf 1903 werd ingevoerd. In 1891 werd het gilde officieel naar Hansweert overgebracht. Een voor een archivaris vreselijke gebeurtenis vond plaats in 1902, toen oude stukken 'zonder waarde' werden vernietigd. De bijeenkomsten verliepen rimpelloos, op een enkel geval na: iemand opponeerde tegen een opgelegde boete voor het afwezig zijn bij een begrafenis. Anton de Poorter wilde in 1909 een boete van 2,50 gulden niet betalen en dreigde uit het gilde te stappen. Schrap mij maar, zei hij. Het gilde stemde over het handhaven van de boete en de stemming viel in het voordeel van De Poorter uit. Hij kon blijven en het gilde schoot er die ene rijksdaalder bij in. Er bleef overigens een bedrag in kas van 140 gulden. De voorlaatste bijzondere gebeurtenis in het bestaan van het gilde was in 1965 de herbevestiging van het gilde door de kamer De Fonteine te Gent. Bij die gelegenheid werd door de kamer De Transfiguratie te Hulst een nieuw blazoen aan het Hans- weertse gilde overhandigd. De meest recente bijzondere gebeurtenis is de viering van het vijfhonderdjarig bestaan. Een gilde met een dergelijke ouderdom kan en mag niet verloren gaan. Literatuur en bronnen: Gemeente Reimerswaal, gildearchief. C. Dekker, Een schamele landstede. Geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577, Goes 2002. A. van Dixhoorn, Lustige geesten. Reder-ijkers en hun kamers in het publieke leven van de noordelijke Nederlan den in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw, Amsterdam 2004. A. van Dixhoorn, Rederijkers in een Zeeuws dorp, in: Zeeland, jg. 10 (2001), blz. 57-64. P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de XVIe en de eerste helft derXVIIe eeuw, Amsterdam 1943. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2009 | | pagina 11