in zowel De Zwake als in De Honte bijna
3000 gemeten in bezit en was daarmee in
belangrijkheid de zesde ambachtsheer in
deze contreien.
Polders in de Zwake
De eerste polder in het oostelijk gedeelte
van de Zwake was de Noordpolder, bedijkt
tegen de kust van Hoedekenskerke. Deze
bedijking heeft nog plaats gevonden in de
dertiende eeuw. Het is een relatief kleine
polder, die bedijkt is in een periode dat
het water in de Zwake nog zeer actief was,
waardoor weinig schorvorming plaats
vond. Ook in de eerste jaren van de veer
tiende eeuw zijn de bedijkte polders, zoals
de Molenpolder, Oudelandepolder, Kleine
Reinoutpolder, klein en langgerekt.
De Slabbekoompolder
Uit deze periode zijn geen bedijkingsoor
konden aanwezig, zodat het jaar van ont
staan van de polders niet bekend is, maar
de periode kan worden afgeleid aan de
volgorde van de bedijkingen. Naar mate er
meer schorren werden ingepolderd, werd
de Zwake steeds smaller, wat de stroom
snelheid weer deed toenemen, waardoor
evenredig weer minder schoraanwas plaats
vond en zelfs door het water de schorren
weer afkalfden. Een ander gevolg van de
smaller wordende Zwake was dat de gemid
delde waterstand steeds hoger werd, zodat
bij zware stormen uit het westen steeds
meer water de trechtervormige Zwake
Afb. 3. Meegeploegd stuk van de voormalige
zaaidijk in de Slabbekoompolder.
(Foto: Bas Chamuleau.)
werd ingeperst en de zwakke dijken door
braken. Meestal volgde op korte termijn
wel weer een herbedijking van het over
stroomde gebied. Soms moest gebied wor
den prijs gegeven. In andere situaties kon
er juist meer oppervlakte worden bedijkt.
De Slabbekoompolder lijkt in drie fasen
te zijn bedijkt. Aanvankelijk werd, waar
schijnlijk nog in de dertiende eeuw, aan
sluitend aan de Noordpolder een smalle
strook schor bedijkt. Onder het gedeelte
tegen de ringdijk van Hoedekenskerke ligt
onder een laag 'nieuwe' zeeklei oud kern
land, bestaande uit oudere kleilagen met
daaronder nog een dik veenpakket. Voor de
nieuwe dijk lag nog maar een smal schor.
Daarvoor ontstonden brede, hooggelegen
overslibte zandplaten, gescheiden door een
smalle kreek, die mogelijk als tweede fase
zijn bedijkt, waarbij de noordelijke dijk
later het Langeweegje zou worden. Het
Langeweegje vormt namelijk een min of
meer scherpe begrenzing tussen de zande
rige ondergrond in het oosten en de licht
zavelige en kleiige schorgronden aan de
westelijke kant. Deze schorgronden vormen
dan de derde en laatste vergroting van de
polder. De karteerders die in de vijftiger
jaren de bodem onderzochten constateer
den dat het wel leek of het hoog gelegen
blok ten zuidoosten van de Slabbekoornweg
de indruk gaf van een afzonderlijke bedij
king. Dit stuk werd in de achttiende eeuw
in verkoopaktes nog het Hooge Schorre
genoemd.
Schade aan de dijken
Aan de huidige dijktracés is nog goed te
zien dat de polder verschillende malen
in zijn bestaan onder water is komen te
staan. De zuidwestelijke dijk, waartegen
omstreeks 1325 de Oude Vreelandpolder
zou worden bedijkt, vertoont een diepe
achterwaartse insnijding, omdat de nieuwe
zeewering als inlaagdijk een stuk noord-
oostelijker werd gelegd, waardoor een flink
stuk van de polder werd buiten gedijkt.
Ook aan de andere kant in noordelijke rich
ting is een grote dijkdoorbraak geweest,
getuige de nog steeds in het landschap
zichtbare, binnengedijkte weel.
30