Van Haver fotografeerde alle overgeble ven travaljes van Zeeland, 33 in totaal en beschreef hoe ze erbij stonden. De beide heren benaderden de pers, zodat ook het grote publiek kennis kon nemen van hun plannen, en besloten tot oprich ting van de Stichting om een officieel aan spreekpunt naar gemeente en provincie te zijn. Er kunnen dan subsidies worden aangevraagd om de travaljes op te knappen en te behouden voor de toekomst. Dat is het hoofddoel. Een ander doel is het oude ambacht onder de aandacht van het publiek te brengen en ook op scholen lessen erover te geven. Van Haver: 'We zijn blij met de bekendheid. Onlangs kwam er in Kamperland een oude travalje boven water. Opgeborgen ergens in een schuur. We laten die opknappen bij het Ambachtscentrum in Goes, zodat die terug geplaatst kan worden. Jan Kesteloo, tot 1965 hoefsmid in Kats is eveneens blij met de aandacht. 'Door de komst van tractoren zijn werkpaarden overbodig geworden en zijn vele travaljes niet meer onderhouden of zelfs helemaal verdwenen. Zo dreigt en stukje geschiede nis verloren te gaan. In de travalje zet de smid het paard vast. Dat vastbinden was nodig, want sommige paarden kun nen behoorlijk trappen, als ze onrustig, zijn. Paarden hebben in tegenstelling tot bijvoorbeeld koeien, benen en voeten, geen poten. Daarom moeten de voeten beschermd worden door hoeven, zoals men sen schoenen aan hebben. Echter onder de voet groeit hoorn, ofwel eelt, en dat moet van tijd worden weggehaald. De hoefnagels waarmee de hoef vastzit worden er eerst met een speciale tang afgehaald. Het eelt wordt daarna met een hamer en kortmes afgesneden. Het paard heeft daar geen pijn van. Je mag namelijk nooit in het vlees komen. De hoefijzers werden gekocht bij fabriek Kerkaard in Stoppeldijk, Zeeuws- Vlaande ren. In de maten een tot en met zeven. Ze moeten op de voetmaat van het paard afge werkt worden. Dat gebeurt door allereerst de hoefijzers warm te maken in het met speciale kolen gestookte smidsvuur. Op het aambeeld worden ze vervolgens bijgewerkt. Tevens wordt er dan een lip aangemaakt. Die moet voorkomen dat het paard de hoef van z'n voet kan schuiven. Niet alle paar den lopen hetzelfde. Sommigen schuiven en stampen erg met hun voeten en we wil len natuurlijk niet dat het hoefijzer er af schuift. Er zijn verschillen tussen achter- en voor hoefijzers en links of rechts. Als smid kun je zo zien welk hoefijzer voor welke voet was. Het kwam ook wel voor dat het hoef ijzer voor een tweede keer kon worden gebruikt. Dat was het geval als het hoorn onder de voet zeer snel groeide.' De oorlog zorgde voor problemen. De hoef nagels kwamen uit Zweden, maar die route viel uit. Men richtte zich op Polen, maar helaas waren die niet te gebruiken. 'Dat was dus best een probleem. Want zelf maken van de nagels kon gewoonweg niet. Er zat niets anders op wat hoefnagels of zoals ze in het Zeeuws werden genoemd -paerespiekers- bij collega's te pakken te krijgen. Het gebeurde ook wel dat de paar- deneigenaren zelf op pad gingen om ergens wat hoefnagels op de kop te tikken. Een enkele keer werden er zeven in plaats van acht nagels gebruikt.' De vader van Kesteloo was ook smid. 'Mijn broer, die vijftien jaar ouder was, is in de smederij gegaan en ik uiteindelijk ook. Dat was vroeger de gewoonte.' Overigens merkt Kesteloo op dat de her bouwde travalje in Kats niet helemaal overeenstemt met de originele. 'Die had er namelijk een dak op.' Informatie over de Stichting: www.travalje.eu 38

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2009 | | pagina 42