transportschepen twee Buffalo's en in die
Buffalo's zaten dan weer drie Weasels en in
elke Weasel zaten dan weer twee jeeps. Dus
hoe meer vaartuigen de Duitsers tot zinken
brachten, hoe meer vaartuigen er ronddob
berden.
Over het algemeen gesproken was het
een nogal routinematige operatie, geniaal
geleid door Jumbo Lester samen met Kapi
tein Pugsley, die het maritieme gedeelte
voor zijn rekening nam. Zij zorgden voor
de juiste hoeveelheid schepen op de juiste
plaats, op de juiste tijd, met de juiste bewa
pening en na drie tot vier dagen hoefde
ik niet veel meer te doen dan krijgsge-
vangenenkampementen regelen. Hordes
Duitsers gaven zich over, in de haast om
weg te komen van het geweld. Zij waren
vooral bang voor vliegtuigen, met name de
Typhoons. Volgens mij zijn voor de Duit
sers Typhoons net zo angstaanjagend als
Stuka's voor ons.
Hoe dan ook, uiteindelijk werd Walcheren
vrij van Duitsers verklaard; zij hadden
allen hun bunkers verlaten en zich over
gegeven of waren gesneuveld. Uiteindelijk
hadden wij de hele weg langs de kust tot
het vasteland bij Bergen op Zoom in han
den, ook langs dat enkele stuk weg waar
slechts de spoorlijn naast loopt (bedoeld
wordt de Sloedam). Voordat we dat stuk in
handen hadden hielden de Duitsers deze
dam voortdurend onder zwaar vuur en
onze mannen konden er eigenlijk alleen
maar achter elkaar overheen. Daarom ver
loren de Canadezen daar zoveel manschap
pen. Iedereen die probeerde op die dam te
lopen werd weggemaaid door machinege
weervuur. Uiteindelijk bereikten we het
vasteland weer en waren we tevreden met
wat we bereikt hadden want we wisten dat
we een goede klus hadden gedaan. Vervol
gens werden we in drietonners gepropt en
weer teruggereden naar Brugge.
Ik zal nooit het geweldige gevoel van totale
bevrijding vergeten dat ik had toen we
weer terug waren in het veilige Brugge
waar ik in mijn kamer neerplofte op mijn
bed en uiting gaf aan mijn dankbaarheid
over een veilige afloop. Het was er lekker
warm en schoon en ik heb eerst lekker
gedoucht en toen heerlijk geslapen. De vol
gende morgen kregen we een echt ontbijt
zoals je dat kunt verwachten in een offi
ciersmess: bacon, eieren, worstjes, toast en
marmelade en koffie. George Sawell en Ben
Jones werden die ochtend beloond voor hun
harde werken en werden bevorderd. George
werd majoor en Ben werd gepromoveerd
tot kapitein. Het was een echte feestdag.
Daarna werd het commando afgelost en
kon het genieten van een welverdiend ver
lof.
Ik ging naar de familie Roosebroek en werd
zeer warm onthaald met allerlei drankjes.
Ze hadden heerlijk voor me gekookt, ik
geloof iets van hoofdkaas. Na een kort ver
lof van drie of vier dagen kregen we orders
te dienen als bezettingsmacht in Zeeland.
Ik werd benoemd als leidinggevend officier
van de kwartiermakers. Mijn taak was, iets
wat ik nog nooit gedaan had, om onderdak
te vinden voor de hele brigade. Ik werd
verwelkomd als een held; de taak van offi
cier van de kwartiermakers was dus nog
niet zo slecht. Zeker niet gezien het feit
dat het meeste werk al gedaan was door
de burgerautoriteiten. Ik ging met Hughie
Halberd, die burgemeester zou worden, het
eiland (Zuid-Beveland) rond om te praten
met de burgemeesters van de gebieden die
we aangewezen hadden om commando
eenheden te legeren. Gelukkig wilden de
mensen op het eiland ons graag huisvesten.
We werden er enorm gewaardeerd omdat
we de Duitsers van het eiland gesmeten
hadden. Overal waar we kwamen werden
we hartelijk verwelkomd. Wat ik me niet
kan herinneren is waar we de brigadege
neraal gelegerd hebben. De officiersmess,
Hotel de Korenbeurs, was een gebouw op
het marktplein in Goes en van daaruit
ging ik te voet op zoek naar mijn eigen
legering. Ik probeerde van alles, maar
ondanks het grote aanbod vond ik niet
echt een goed stekje. Totdat ik een huis in
Goes vond. Nadat ik een tijdje had staan
wachten bij hun voordeur kwam de familie
16