Wilhelminadorp de laatste jaren niet meer werd gebouwd, was volgens Van Daalen niet waar. Hij had reeds in juli van het bestuur van de Wilhelminapolder gehoord dat er in het dorp nieuwe huizen zouden worden gebouwd. Voor een paar dagen', zo deelde Van Daalen de raad mee, 'las ik een gedrukt stuk van den Wilhelminapolder om in de Octobervergadering kapitaal aan te vragen om het volgende jaar te beginnen met het bouwen van arbeiderswoningen.' Ofschoon niemand Van Daalen tegensprak - sterker nog: geen der overige raadsleden deed zelfs maar zijn mond open - werd het voorstel om het gemeentehuis naar Kattendijke te verplaatsen met vier tegen drie stemmen aangenomen.2' De strijd begint Een reactie uit Wilhelminadorp kon niet uitblijven. En die kwam er dan ook, een maand later. In september ontving het gemeentebestuur een petitie, aangeboden door de inwoners van Wilhelminadorp, waarin er met klem op werd aangedrongen om het gemeentehuis niet te verplaatsen. 'Het is in het algemeen wenschelijk', zo schreven ze, 'dat de zetel van het Gemeen tebestuur gevestigd is in het volksrijkste deel der gemeente. Waar Wijk B 596 en Wijk A 507 inwoners telt, zou, zelfs, wan neer de zetel voor de eerste maal aangewe zen moest worden, de billijkheid eischen, dat hij in Wijk B gevestigd werd. Nu hij eenmaal daar bestaat is het, met het oog op de tegenwoordige bevolkingscijfers, erger dan onbillijk hem weg te nemen.' Hiernaast speelden financiële overwegin gen een rol. De Wilhelminadorpenaren vonden het onverantwoord dat er, nu de gemeentekas bijna leeg was, een hoop geld werd uitgetrokken voor de bouw van een nieuw gemeentehuis: 'Nu is ongetwijfeld onze gemeentekamer klein en ongeriefelijk, maar is een belangrijk hoogere jaarlijksche uitgaaf gerechtigd waar de gemeenteraad geen 40 uren per jaar bijeen is?' Maar er was nog meer. Verplaatsing van het gemeentehuis zou de bevolking in twee kampen verdelen die, zo was de stellige overtuiging van de mensen uit Wilhel minadorp, in de toekomst onverzoenlijk tegenover elkaar zouden komen te staan. 'Steeds hebben de beide deelen met sympa thie samengewerkt tot heil van het geheel. Men voelde zich werkelijk één gemeente en stelde vertrouwen in elkaar, getuige het feit, dat wijk B, de grootste bevolking en de meeste kiezers tellende, slechts de kleinste helft der leden in den Raad heeft. Moet dit vertrouwen in het vervolg plaats maken voor wantrouwen en achterdocht?', vroegen de adressanten.3' De gemeenteraad hield echter voet bij stuk en bleef bij het een maand eerder genomen besluit.4' Nu kwam de directie van de Wilhelmina polder in actie. In februari 1906 schreef directeur Henri Hanken, dat het polderbe stuur de gemeente een renteloos voorschot van 3.500,- kon verlenen voor de bouw van een gemeentehuis. Er kon in jaarlijkse termijnen van 200,- worden afgelost. Bovendien werd de bouwgrond gratis in vruchtgebruik aangeboden. Er was slechts één voorwaarde: 'het gemeentehuis zal geplaatst blijven te Wilhelminadorp.'5' Kattendijke reageerde onmiddellijk. De in Engeland woonachtige ambachtsheer van Kattendijke, F.J.E. Baron Huyssen van Kattendyke, liet in april via zijn zaak waarnemer in Nederland weten, dat hij de gemeente een rentevrije lening van 3.000,- kon verstrekken als bijdrage in de bouwkosten van een gemeentehuis, voor opgesteld dat dit in de kern Kattendijke kwam te staan.6' Het voorstel van Hanken werd verworpen. Eind februari 1906 liet de gemeenteraad weten niet op zijn besluit terug te keren. Alles leek erop te wijzen dat de Kattendij- kenaren hun zin kregen en dat de bouw van het gemeentehuis in hun dorp alleen nog maar een kwestie van tijd was. Een onverwachte doorbraak In april echter overleed het uit Kattendijke afkomstige raadslid Staal. Tussentijdse verkiezingen waren nodig en het was nog maar de vraag of Kattendijke zijn meer derheid in de raad behield. Het antwoord kwam snel genoeg en moet een vreselijke teleurstelling zijn geweest voor de 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2009 | | pagina 10