Geuzenterreur op Zuid-Beveland Frank de Klerk Met een speciaal contract, een satisfactie, gingen de Bevelandse dorpen en de stad Goes in 1577 over naar de zijde van de Prins van Oranje. Tussen Goes en de dor pen heerste aanvankelijk veel wantrouwen. De stad verdacht de dorpsbewoners van collaboratie met de vijand, de Geuzen, in de jaren 1572-1576. De grote stimulator van het contract was dijkgraaf Johan Adriaans- zoon Blancx. Hij slaagde erin beide partijen met elkaar te verzoenen. Het was duidelijk dat ook de dorpelingen hadden geleden onder de Geuzen. In deze vijf jaar waren er periodes geweest dat ongeregelde benden Geuzen op het Bevelandse platteland rond trokken, en een vorm van terreur uitoefen den. Over een dergelijk groepje dat in 1572 in West-Zuid-Beveland huis hield zijn we wat nader ingelicht. Hieronder zullen we het groepje nader volgen. Dit verhaal heeft een merkwaardige inleiding, die tien jaar eerder speelde. Afb. 1. Dobbelende en vechtende soldaten, reliëf in hout, 16de eeuw, 30 x 41 cm. Gaasbeek, Kasteelmuseum.) Het decor van deze 'prol°°g' was het stad huis van Goes aan de Grote Markt. Voor de rechtbank stonden in oktober 1563 twee partijen. Jan Verhuele was tot in het diepste van zijn ziel beledigd door Dierick de Wever. Helaas weten we niet wat er gezegd was, maar de aantijgingen waren van dien aard geweest dat Verhuele er een rechtzaak van had gemaakt. Het gesproken woord had in deze tijd nog veel rechtskracht. Kwaadspreken kon als zwaar vergrijp worden opgevat. In ieder geval was Verhuele niet van plan de beledigingen zomaar over zijn kant te laten gaan. Hij eiste dat Dierick de Wever zijn woorden zou herroepen voor de vierschaar. Zoals gebrui kelijk nam de zaak enkele weken in beslag. Beide partijen wisselden de noodzakelijke stukken uit, zoals getuigenverklaringen, de tekst van de eis en eventueel de verde diging. Na enkele weken stond de zaak op de rol en kon het proces beginnen. De baljuw formuleerde een eis die er niet om loog. Volgens deze eis diende de gedaagde te ver schijnen in de vierschaar zonder hoofddek sel, zonder gordel, en gekleed in zijn lin nen onderkleren. Verder kreeg hij de twee stenen die aan de gevel van het stadhuis hingen om zijn nek. Deze stenen waren met een ketting verbonden, en golden als spe cifiek straftuig voor kwaadsprekers. Vooral kijvende vrouwen kregen de stenen om hun nek, maar mannen kregen er ook wel mee te maken. In tegenwoordigheid van de eiser zou Dierick de Wever vervolgens moeten verklaren dat hij zijn lelijke woorden onte recht had gesproken. Hij zou moeten zeg gen dat het hem erg speet. De baljuw eiste verder dat de gedaagde dezelfde verklaring zou gaan afleggen voor de vierschaar van Hoedekenskerke. Vermoedelijk had de woordenwisseling hier plaats gevonden. Daarmee was voor de baljuw de kous nog niet af. Hij eiste van Dierick ook nog eens honderd Carolusguldens om hiervan ter eeuwige herinnering te doen maken 'een 43

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2009 | | pagina 45