taefreel met de figuere van 't uuterste oor deel Godts' ten behoeve van Hoedekenskerke. Met andere woorden, Die- rick moest een schilderij laten maken van het Laatste Oordeel Gods, dat vermoedelijk in de kerk van Hoedekenskerke zou moeten komen te hangen. Hieronder moest dan een tekst worden geschilderd die de herkomst van het schilderij verklaarde. Bovenop dit alles wilde de baljuw dat er een bedrag van 25 Carolusguldens aan de armen van Hoedekenskerke geschonken zou worden, opdat het blazoen van Verhuele voor nu en voor zijn kinderen en verdere nakomelin gen zuiver zou blijven. Ongeveer conform de eis werd Dierick de Wever veroordeeld. Het is goed mogelijk dat na enige tijd in de kerk van Hoedekenskerke het schilderij van het Laatste Oordeel werd geplaatst. Helemaal zeker weten we dit niet. Terug naar de tijd van de Geuzen. We maken een sprong in de tijd van tien jaar en maken eind 1572 kennis met de bende van Jan Jacobssen Blomme. Blomme was geboren in Hoedekenskerke, 29 jaar oud, en van beroep landwerker, zeg maar land arbeider. Hij wist precies de weg op Zuid- Beveland. Hij had zes medestanders om zich heen verzameld waarvan hij 'capitein' was. Het groepje ging onder de vlag van de Geuzen jagen op katholieken en Span jaarden. De Spaanse soldaten zaten in deze tijd voornamelijk in de vesting Goes, die de Geuzen in 1572 tevergeefs hadden proberen te veroveren. Op het platteland waagden ze zich op dat moment niet. Later werden er in de dorpen wel Spaanse solda ten ingekwartierd, die de dorpelingen veel overlast bezorgden. Zo kwam het zevental aan bij de hoeve van Cornelis Pier Pierssen, een schamele landman die ergens in de wijde omgeving van Hoedekenskerke woonde. Aan de deur riepen ze dat ze tot de manschappen van kapitein Worst, een bekende Geuzenbevel- hebber, behoorden. Feitelijk waren ze niet meer dan vrijbuiters of struikrovers. Toen de boer met een hoog stemmetje vanachter de deur vroeg wat ze kwamen doen zei den ze: we zoeken papen en Spanjaarden. Daarop opende Pierssen opgelucht de deur en bezwoer het groepje dat er bij hem in huis dergelijke personen niet aanwezig waren. Meteen kreeg hij een zwijnspriet, een zware spies waarmee een heel varken aan het spit kon worden geregen, tegen de borst. De Geuzen zeiden: 'Ghij boer, ghij moet ons van uwe penningen geven, het onse es op'. Een van de Geuzen was inmid dels met een toorts in de hand het huis bin nengedrongen en kwam aan de bedstede. Binnen de betimmering van de slaapplaats vond hij een plankje waarop wat losse pen ningen lagen, een riem waarin wat geld stak, en bovendien een houten schotel met daarin een negental daalders. Het groepje was hiermee enigszins tevreden en vertrok, de boer ontredderd achterlatend. Vlakbij woonde de broer van Pierssen. Ook hier meldden de Geuzen zich aan de deur. Blomme zei:Ghij moeste ons oick eenen dicken dieff geven', waarop ze drie gulden ontvingen en een beursje van de huisvrouw met daarin anderhalve daalder en drie of vier stuivers. Het geld werd verdeeld en de Geuzen trokken verder. Kort daarop vielen ze het dorp Ovezande binnen. Ook hier vroegen ze bij de bewo ners aan de deur of er zich papen of Span jaarden in het dorp ophielden. Die zouden ze zeker vermoorden. Toen dit niet het geval bleek, drongen ze de kerk van Ovezande binnen. Met zware stokken sloegen ze hier op de kerkbanken. Onder elkaar zeiden ze: 'Waer sijn nu die houte Geusen? Blijkbaar betitelden de Geuzen de Spanjaarden of katholieken als houten Geuzen. In de kerk van Ovezande bleken banken te staan. Algemeen wordt aan genomen dat er in deze tijd in de kerken meestal geen vaste zitplaatsen waren. Wilde je zitten in de kerk dan nam je een soort klapstoeltje mee. Vervolgens vereerde het zevental de kerk van Hoedekenskerke met een bezoek. Hier viel hun oog op enkele houten altaarstuk ken, schilderijen met een religieuze voor stelling. Het verslag van het verhoor noemt deze objecten 'sekere geschilderde bordens ofte tafels'. In de kerk lag nog meer hout. 44

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2009 | | pagina 46