Afb. 1. Portret van Henri Adriaan Hanken,
directeur van de Wilhelminapolder van
1894 tot 1936. Foto omstreeks 1925-1930
Zeeuws Archief, beeldmateriaal archief
Maatschap De Wilhelminapolder.)
als boereknecht, van alles aan moeten
pakken, op het land, bij het vee, dat ik een
paar handen kreeg, als steen zoo hard. En
toen ben ik zelf gaan boeren, op een hofstee
n Waardenburg, in die ongelukkige jaren
van '80, toen niemand 't houden kon, en ik
ook niet. Daarom heb ik toen in 't voorjaar
van '88 een aanbod aangenomen, om naar
Indië te gaan, in de cultures. Ik heb er ont
zaglijk veel geleerd, ook door ontberingen,
want ontginning was er mijn taak. Zoo
reb ik onder meer twee-en-half jaar door
gebracht in Siak, in de binnenlanden van
de beneden-Langkat, een groot deel van
het vrijwel maagdelijke Sumatra heb ik op
mijn voeten bereisd met een paar inlanders
- nacht aan nacht slapen in de hangmat -
voor de voorbereiding van de cultures, voor
het grondonderzoek. Zoo heb ik nog eens
een tijd lang gewoond op een vlot in de
rivier, terwijl we bezig waren het oerwoud
te kappen. Dat maakt je zelfstandig, met
alle mogelijk ongerief vertrouwd, - er zijn
perioden geweest dat de inlanders stierven
als ratten aan de gele koorts, dat ik keer
op keer mijn medewerkers moest begraven.
Maar ik was blijkbaar ijzer sterk. En zoo
komende van een Hollandsche boerderij, 'n
veertig a vijftig bunder, waar je bij iederen
sprong over een sloot op het land van een
ander stond heb ik in Indië ook een over
zicht gekregen over een grootbedrijf.
Toen ben ik teruggegaan op het bericht dat
mijn vader ernstig ziek was. Eenigen tijd
daarna werd ik benoemd tot directeur van
de Maatschappij van Weldadigheid Frede-
riksoord, om den heer Löhnis op te volgen,
ook een Rotterdammer van geboorte, zooals
u weet. En op dien zand- en veengrond heb
ik twee jaar hard gewerkt, maar tot mijn
genoegen. Waarop ik in een anonymen brief
gevraagd werd om te solliciteeren naar
het directeurschap van den Wilhelmina
polder hier. De heer Viruly was voorzitter
van commissarissen, een van de aandeel
houders de toenmalige minister Tak van
Poortvliet. Ik bracht hem een bezoek op
het Torentje. En met Maart 1894 werd ik
aangesteld.
Hoe talrijk onze arbeider zijn? Daar moet
ik even den burgerlijken stand van Wil-
helminadorp op naslaan. Er zijn er 'n drie
honderd, jong en oud. In onze republiek
had ik als verlicht despoot den leerplicht
al ingevoerd lang vóór die wet werd. Ten
overstaan van mij leggen de leerlingen
van onze school eindexamen af. Wij behoo-
ren thuis onder de gemeente Kattendijke.
Maar ons Wilhelminadorp hebben wij
in zijn geheel gekocht, toen er nog maar
dertig woningen stonden. Sedert zijn er 'n
zeventig bijgebouwd, en daar woon ik nu
samen met ons personeel en onze land
bouwbevolking, die uit allerlei Zeeuwsche
dorpen hier tot een amalgama is gewor
den, dat ook geen echt Zeeuwsch spreekt
maar Wilhelminadorpsch. Een dorp
dus, eigendom van een burgerlijke maat
schap, waar we een eigen kerk, school en
bewaarschool hebben laten zetten. Drie
3