bedrijf heeft heel wat op het gebied van
den landbouw naar deze stad getrokken,
waardoor de welvaart van Goes bevorderd
wordt.
En wat nu mijn eigenlijke dagtaak betreft?
Ik sta vroeg op en vóór 't ontbijt inspecteer
ik veelal het vee. We zijn melkveehouders.
Al onze dieren zijn ingeënt voor tubercu
lose en zooals gezegd, ben ik zoo half en
half veearts, waarvoor ik klinieken gevolgd
en vroeger veel praktijk opgedaan heb, toen
ik zelf voor het vee moest zorgen. Als boer-
voor-mijzelf had ik veel pleizier in dien
handel, bracht ik geregeld bijvoorbeeld
ossen naar Brussel. Nu bezoek ik trouw
den ziekenstal, houd me van de fokkerij op
de hoogte, en dan, na 't ontbijt, trek ik om
half negen den polder in, te voet, op de fiets
of per rijtuig, om de stallen te bekijken, het
werk, het land. Want als ik niet op reis ben,
breng ik den heelen dag, op de boerderijen
door. Dan is er op kantoor een massa cor
respondentie, waarvan ik ook op de hoogte
moet blijven.
En 's zomers, vooral in de vacantie-maan-
den, krijgen we eindeloos veel bezoek
van vreemdelingen, van vakgenooten,
excursies. In Juli, Augustus en September
gemiddeld 'n zes honderd menschen, die
het bedrijf willen zien en den laatsten tijd
vooral den wetenschappelijken aardappel
en graanbouw.
Koopers ontvang ik er maar zelden aan
huis. Zaken moet je op de Beurs doen, dan
weetje er alles van. Maar de kooplui moe
ten ook leven. Voor de pootaardappelen en
de zaaigranen, waarvan wij ook veel naar 't
buitenland uitvoeren, knoop ik op reis onze
relaties aan. Nu hebben we hiervan weer
groote hoeveelheden te exporteeren, die
ten deele in het voorjaar geleverd moeten
worden. Die aardappelen bewaren wij dan
zoo lang in het glazen huis met draadglas,
waar ze den heelen dag in het licht liggen.
En zoo verzenden wij vrijwel naar alle lan
den van Europa, evenals bijvoorbeeld naar
Java, Sumatra, Brazilië. Terwijl wij onze
zaaigranen ook wel uit den vreemde laten
komen. De eerste oogst hiervan is nooit
goed, je zaait er ten hoogste twee jaar van,
en dan moetje weer een nieuwen voorraad
laten komen. En wat bij dit alles mijn ide
aal is? Wel, om den landbouw mee vooruit
te helpen. Waarbij je, naar mijn ervaring,
des te gezonder blijft, hoe harder je werkt,
al moet je natuurlijk niet in excessen ver
vallen. Den tijd, dien ik van mijn beheer
hier overhoud, besteed ik aan een rist ver-
eenigingen en comité's.'
Brusse vertelde aan het slot van zijn arti
kel nog iets over zijn rondreis door de pol
der:
'Twee kudden passeerden ons door den
schemer, op weg naar de kooi. Toen stapten
we even nog af aan een van de boerderijen,
behagelijk warm in dien eenvoudig prope
ren stal, waar we achterlangs de schoften
van een lang gelid van de weligste melk
koeien voortkuierden. De graanoogst lag er
opgetast in een soort practische bergplaat
sen, waarvan de heer Hanken hier 't eerst
't systeem had toegepast. En de netheid,
die u hier nu over al aantreft - zei hij - die
hebben ze allemaal eerst moeten leeren.
Dat ik de menschen een goede gelegenheid
heb gegeven om te zwemmen, is in 't alge
meen van invloed op de zindelijkheid. Want
per slot, hoe lang je ook boert, 't is altijd
weer de practijk, waardoor je blijft leeren!
Maar mijn stage verbazing bleef: dat deze
robuste, en steeds nog zóó ondernemende
primus onder de landbouwers, een zeventi
ger is.'2'
Noten:
1. J.M.G. van der Poel, 'Hanken, Henri Adriaan (1858-
1943)', in: Biografisch Woordenboek van Nederland.
2. Goessche Courant 10 december 1928.
5