Afb. 4. De melkauto was een Ford Thames. (Collectie W. Passenier.) mee en vestigde er zijn hoofdkwartier met één peloton. Hij dirigeerde Almekinders met zijn peloton naar Kats en mij naar Colijnsplaat. Dat was het laatste contact, want o.a. het telefoonverkeer was geheel ontregeld. Met mijn peloton liep ik in de ijzige wind en koude de lange afstand over verlaten dijken, langs omwegen en een grauw ondergelopen niemandsland naar het mij volkomen onbekende Colijnsplaat. Elk peloton was een allegaartje van 'gestrande' militairen. Met o.a. koks, matro zen en schrijvers die geen lange marsen gewend waren en al snel uitgeput met bla ren en bloed in de schoenen liepen. De meeste hadden hun 'kistjes' nog in hun kazerne en liepen in uitgaanstenue, het z.g.n. 'eerste grijs van de Landmacht. En wie geen overjas had meegenomen moest het verder zonder doen. Ook ik dus. Hal verwege onze bestemming liep ik met niet alleen aan de koppel mijn 9-mm Browning FN dienstpistool, maar ook met aan elke schouder het zware Lee-Enfield geweer van de twee zwakste militairen. Op een gelukkig moment kwam op de dijk een bestelwagen met open laadbak aanrij den. De vriendelijke man was bereid ons te helpen met transport. Onlangs, 2008, bleek dat het Piet de Buck, melkrijder en winkelier uit Kortgene was die reed met een groene Ford Thames. Hij reed de zwak keren naar Colijnsplaat. Ook de adjudant onderofficier De Bruin met als opdracht voor ons daar onderdak en eten te vinden. Mijn suggestie was voor de mensen die ons hielpen een declaratie bij te houden die ik dan vóór vertrek zou aftekenen en voor hen dan later wellicht een compensatie van de overheid. Zoals later ook bij de kapper. Later, bij onze aankomst, was er stro in de School met den Bijbel, gelegen aan de Voor straat. Inmiddels gesloopt, nu drie huizen Voorstraat nr. 57, 57a en 57b. We hadden daar geen stroom, bevroren water, geen dekens en verwarming. De adjudant was teleurgesteld omdat er geen medewerking was te verwachten van wethouder Bom, van de gemeente Kort gene, voor drinkwater en waswater, voedsel en een paar praktische zaken zoals was sen, zeep en scheren. LGemeente Kortgene bestond sinds 1 april 1941 uit de dorpen: Kortgene, Kats en Colijnsplaat (red.)]. Er was wel een café, schuin tegenover de school. Soms geopend, maar voor ons wel tegen contante betaling. Maar wie van ons had geld voor een warme hap, koffie, een neut of tabak, voor scheergerei, zeep, etc? Gelukkig was al snel bij onze wapenbroe ders in Kats ook voor ons gratis warm eten te halen. En 'onze' chauffeur Piet de Buck, soms met zijn dochter Jo, toen zeventien a achttien jaar werd een zeer gewaardeerde hulp voor het halen van de warme hap. Bij de kapper Ko Schipper, die naast de school zat, werden we gratis geschoren. Maar we hadden, vanaf aankomst, ook andere zaken nodig voor patrouilles op de zwaar beschadigde zeedijk. O.a. laarzen, kadaverhandschoenen, zakken, zaklan taarns, etc. Mijn verzoeken daaromtrent aan wethou der Bom bevestigden alleen dat men niets kon, of wilde geven. Zelfs niet één zaklan taarn. Waren wij wel welkom? Er was toch om ons gewaagd, voor hun bescherming? Na een korte verkenning 's avonds infor meerde ik de wethouder dat we, zonder lantaarns, in het donker geen patrouilles zouden lopen op de gevaarlijke zeedijken 14

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 16