1837, 1857, 1873, 1893 en 1907 voordeden, om daarna weer te herstellen. Door het quotum in de jaren twintig en vooral door de economische crisis in de jaren dertig verloor Amerika het karakter van onbe perkt immigratieland. Toen in Zeeland de landbouw stagneerde, vooral in de graangebieden, vormde Ame rika een lokkend perspectief voor landar beiders die wel de ambitie koesterden om een eigen bedrijf te beginnen, maar met geen mogelijkheid de investeringen daar voor rond konden krijgen. In Zeeland begon de mechanisatie van de landbouw eerder dan in andere provincies, terwijl er weinig industrie was. De landarbeiders zaten dus in een ongunstige positie en omdat ze een sterke voorkeur hadden om in de landbouw te blijven werken, bood Amerika een goed alternatief. De 457 Zeeuwen die als eerste georga niseerde groep naar Amerika trokken in 1847 waren gecentreerd in Zuid-Beveland. Zij vestigden zich in West-Michigan en de meesten van de groep waren inderdaad armer dan de andere Nederlandse emi granten die zich in deze regio vestigden. Maar zonder een aantal rijke geldschieters, zoals Van de Luijster, had het avontuur schipbreuk geleden. Dankzij het vermo gen van Van de Luijster konden de arme Zeeuwen aan land komen. De meesten van hen konden nog geen $100 lenen. Hij stond ook garant voor leningen van zijn dorpsgenoten. Hij gaf het dorpsplein aan de gemeenschap en schoot het geld voor om een kerk en een school te bouwen. Hij nam ook belangen in winkels en in schepen. Toen Van de Luijster in 1862 stierf was zijn fortuin verschrompeld, uitgeleend of uitgegeven aan zijn landgenoten.6' Maar hij kreeg eer naar werken, niet alleen telde zijn nageslacht 67 personen, maar ook het centrale plein in het dorp Zeeland, Michi gan, ontving zijn naam.7' Dankzij de plannen kon de opbouw van het dorp voortvarend van start gaan. Binnen een jaar stonden er al 30 huizen en verbon den wegen het dorp met Holland en Grand Rapids. In het schooltje kregen kinderen en volwassenen Engelse les. Toch waren de pionierscondities erbarmelijk, de behuizing gebrekkig en besmettelijke ziekten eisten hun tol. Een voorbeeld bieden de belevenis sen van de familie Meeuwsen uit 's Heer Hendrikskinderen (vader Pieter, zijn zus, moeder Mautje van der Meer met drie kin deren). Zij behoorden tot de grote groep die in 1847 emigreerde.8' Ze kwamen met de Princess Sophia van Rotterdam naar New York emigreerden naar Zeeland, Michigan, bouwden er een éénkamerblokhut met een dak van cederhout. De kinderen dachten niet met nostalgie terug aan de pioniers jaren. Als ze tien jaar werden, moesten ze net als de volwassenen volop meewerken. Oudste dochter Pieternella werd gelijk ver huurd als meid in de huishouding van een gezin in Grand Rapids om extra geld in het laatje te brengen. Met dit geld konden de eerste ossen en koeien gekocht worden. Pa Pieter bewerkte tot die tijd de grond met de hand bij gebrek aan goed gereedschap en schakelde zijn zonen er ook bij in. Hij velde eerst de rankere bomen om grond vrij te krijgen waar hij aardappels, maïs en rapen kon planten en later de hogere en dikkere olmen. De oogst werd aangevuld met wilde sla, bramen, wilde druiven en noten. Die eerste jaren brandde er overal wel een vuur om het land voor landbouw geschikt te maken. Dankzij de planmatige aanpak, de onderlinge solidariteit en saamhorigheid in de gemeenschap kon de eerste generatie overleven. In veel familiekronieken zoals deze is het contrast tussen deze zware pioniersperi ode en de latere welvaart vaak het leidend motief, maar dat kan een vertekend beeld oproepen. Hoe ingrijpend de betrokkenen de tocht naar Amerika ook vonden, het was meer een transplantatie dan een ontworte ling. Het beeld van de negentiende-eeuwse emigratie wordt vooral gevoed door de schrijnende gevallen van andere Europea nen: anderhalf miljoen Ieren konden alleen de hongerdood in hun land ontlopen door in de jaren 1840 en 1850 naar Amerika te gaan en aan het eind van de eeuw ont vluchtten miljoenen Oost-Europese joden hun woonplaatsen waar pogroms hun leven onmogelijk maakten. Zo slecht hadden de Nederlandse emi granten het nooit. Bijna alle emigranten 5

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 7