de totaliteit van de geschiedenis van het
kapittel is het slechts een detail. Het geeft
ons echter zicht op de consciëntieuze en
omzichtige manier waarop men dergelijke
zaken behartigde. Daarom is het de moeite
waard om deze akte te analyseren.8'
De akte van notaris Cornelis Janszoon
Mels
We schrijven 18 maart 1562. Notaris Mels
begeeft zich op verzoek van heer Nicolaas
van der Vesten en de Kapelse ambachtsge
rechtigden vanuit Goes naar Kapelle. De
dag tevoren was hij in het dorp geweest
om er ten huize van Nicolaas van der
Vesten een verklaring vast te leggen van
Jacob Corneliszoon metser te Kapelle,
Maerten Claeszoon te Biezelinge, Robrecht
Matheeuszoon te Kapelle en Laureys
Jacobszoon te Biezelinge over de slechte
kwaliteit van het bier dat door de schip
per en biersteker Willem Maertszoon Bom
in Delft was gekocht. Maar nu was er een
zaak van veel meer gewicht aan de orde
en wel de afhandeling van de formalitei
ten rondom de benoeming van Nicolaas
van der Vesten als deken van het kapittel.
Nicolaas van der Vesten, waarschijnlijk
de oudste kanunnik in dienstjaren, c.q. de
meest invloedrijke kanunnik in het kapit
tel, was erop gebrand om de opvolger van
de terugtredende deken Gijsbrecht Brunt
te worden.
De voorbereiding was uitstekend geregeld.
Het belangrijkste document dat Nicolaas
van der Vesten aan de notaris voorlegde
was een brief van 12 februari 1562 van
Frederik Schenck van Toutenburg, aarts
bisschop van Utrecht, 'beroerende de resig
natie ende permutatie der Decanie van der
Capellen voirnoemt van Ghijsbrecht de
Brunt op den voirscreven Heer Niclaes van
der Veste.' De bisschoppelijke toestemming
voor de overdracht was met deze brief dui
delijk vastgelegd.
Behalve de brief van de aartsbisschop werd
een drietal andere stukken aan de notaris
voorgelegd: 1. een brief van consent van
Willem Eghels namens zijn vrouw, collatrix
van de dekenij, van 9 augustus 1561; 2.
een notarisakte van jonkvrouw Anna van
Ghijstelle, oudste dochter van wijlen jonk
heer Joost van Ghijstelle, ambachtsvrouw
binnen de parochie Kapelle, eveneens
collatrix, van 21 augustus 1561; 3. een
brief van consent van Balthazar Vilain,
schout van Kapelle en Biezelinge, tevens
rentmeester van Haemsteden ambacht in
Kapelle, toebehorend aan Willem Eghels,
burgemeester te Kortrijk en de kinderen
Cabelaus te Gent (geen datum vermeld).
'Alle welcke briefven ende munimenten
ick notaris ghesien ende overghelezen heb
bende, hebbe ten verzoucke van den zeiven
heer Niclaes doen vergaderen de voirscreven
capittelheeren om te begheeren uut crachte
van de voirnoemde briefven, solemnelijcken
gheintroduceirt ende ingheleyt te werden
den voirscreven heer Niclaes als deken naer
ouder costume ende maniere van doene.'
Het verzoek van de notaris aan de kanun
niken was dus om in te stemmen met de
benoeming van de uit hun midden naar
voren gekomen Nicolaas van der Vesten
tot deken van het kapittel. Dit onder voor
waarde van het in handen van de notaris
stellen van de borgsom, 'sufficient voir
alzoo vele als de Institutie zoude mueghen
bedraghen, alzoo verre die haerluden toebe
hoorde ende't zelve wisten te bewijsene met
recht ende redene.'
Zo eenvoudig ging het echter niet. De
kanunniken trokken zich terug in verga
dering en na hun onderling overleg, zo
schreef de notaris, verzochten ze 'van mij
notaris ghelezen te werden de voirnoemde
briefven van consente, admissie, permutatie
ende resignatie etc., de welcke ick de zelve
heeren wel overluudt uutghelezen hebbe.'
Nadat de voorlezing door notaris Mels
gedaan was hebben de kapittelheren de
brieven ter inzage gevraagd om ze nauw
keurig te kunnen bestuderen, 'd welck hen-
luden altemale goedtwillichlijck ghedaen es
gheweijst.'
Schout Vilain en heer Nicolaas waren
stellig van mening dat dit voldoende was
geweest. Ze hebben opnieuw 'minnelijcken
ende vriendelijcken versocht aen de zelve
capittelheeren om van henluden ghein
troduceirt ende ingheleijdt te werden den
voirnoemden heer Niclaes tot de voirscreven
decanie met alle solemnijteijten
Edoch, wat schetst de verbazing van
12