de aanwezigen. De kanunniken bleven vriendelijk en beleefd. Bij monde van hun woordvoerder zeiden ze, 'dat ze nijet en beg- heerden te resisteren teghen d'introductie'. Maar ze wensten wel kopieën van alles wat ze gehoord, gelezen en gezien hadden en een uitstel van veertien dagen om de stuk ken aan een uitgebreid onderzoek te kun nen onderwerpen, 'nijet verclarende oft zij hen zelfven wilden partie maken teghen den uoirscreven ambachtsheeren, collatuers oft collatueressen, noch teghen den voirnoemde heer Niclaes.' Het is duidelijk dat de kapittelheren een vertragingstactiek volgden. Ze kozen er voor om zich op de vlakte te houden en wilden zich niet klip en klaar uitspreken. Dit mocht niet baten. Notaris Mels werd nu 'ernstelijck versocht' om op grond van de brief van de aartsbisschop van Utrecht 'den zeiven heer Niclaes t'introduceren ende in te leijden tot de voirscreven decanie met alle solemnijteijten daer toe dienende, hem stellende in zijne behoorlijcke plaetse om te resideren, mitsgaders van den zeiven nemende den behoorlijcken eedt daer van wezende. Dwelck altesamen aldus ghedaen ende vulbracht es gheweist.' Met de eedaf legging in handen van notaris Mels was de installatie van Nicolaas van der Vesten als deken van het kapittel een feit. Behalve aan de kapittelheren werd ook aan de aanwezige parochianen hun mening over de installatie van de nieuwe deken gevraagd. Zowel vóór als na 'den dienst der missen' begaf de notaris zich onder de mensen die in het schip van de kerk verza meld waren, 'zulcs dat mij dochte aen den hoop volcs t'aensiene datter wel waren bij de honderdt personen.' De notaris nodigde 'in't openbaer ende overluudt' iedereen uit om zijn mening te geven. Eén van de vra gen aan de parochianen was of de nieuw te benoemen deken 'quaedt van Regimente' was 'oft dat hij qualijck leerde; waer op nijemandt van de ghemeente een woirdt anders gheseijt en heift dan alleenlijck: wij begheren de goede heere heere wel tot eenen dekene ende onzen regierder te hebbene.' Daarna heeft notaris Mels 'dit Instru ment' op verzoek van heer Nicolaas en de ambachtsheren en -vrouwen collatores en collatrices geschreven en ondertekend. Present de schepenen Cornelis Cornelis- zoon Keyzer, Cornelis Jan Zimonszoon en Adriaen Janszoon Dane en de kerkmeester Cornelis Janszoon Boogaert als getuigen, 'hier toe versocht ende zonderlinghe ghebe- den. Ghesciet in den capittel oft sacristie ende der kercken van Capelle voirnoemt ten daghe, maende ende jare als boven.' 18 maart 1562). Kanttekeningen bij de akte Het eerste wat opvalt is dat er sinds de stichting van het kapittel een fundamen tele wijziging (we weten niet wanneer en om welke reden) in de benoemingspro cedure is geweest. Na de stichting van het kapittel in 1503 was immers door de aartsdiaken bepaald dat voortaan de aan stellingsbevoegdheid bij het kapittel zelf zou berusten. Nu blijkt dit geheel anders geregeld te zijn, de beslissing werd op het Afb. 3. Eén van de drie nog bewaard geble ven kopjes op de scheidingen van de zit plaatsen van de kanunniken. (Foto M. de Goffau.) 13

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 19