hoogste hiërarchische niveau in het bisdom
genomen.
Gijsbrecht Brunt, deken van het kapittel
vanaf omstreeks 1528, was te oud gewor
den om zijn functie te blijven uitoefenen.
De aartsbisschop van Utrecht had daarom
met zijn brief van 12 februari 1562 de
aanstelling in zijn plaats van Nicolaas van
der Vesten, één van de kanunniken in het
kapittel, bevestigd. De installatie van de
nieuwe deken en de eedaflegging was vast
gesteld op 18 maart 1562. Dit ging evenwel
niet van een leien dakje.
Het is opmerkelijk dat de kanunniken, die
zonder twijfel van te voren op de hoogte
geweest zullen zijn en van wie de volledige
Afb. 4. Plattegrond van het oostelijk deel
van de kerk:A. het hoofdkoor met de plaats
van het hoofdaltaar en ter weerszijden
hiervan de vermoedelijke opstelling van
de kanunnikenbanken; B. de sacristie, de
ruimte voor de priester en voor berging
van de kazuifels en de attributen voor de
eredienst; C. het noorderkoor, gebouwd ten
tijde van de stichting van het kapittel, de
ruimte voor de kanunniken en andere gees
telijken; D. het schip van de kerk, de ruimte
aan de westzijde van het koorhek waar de
parochianen zich verzamelden.9'
medewerking aan de plechtigheid ver
wacht mocht worden, zich gereserveerd en
terughoudend, om niet te zeggen afwijzend
opstelden. Na gewikt en gewogen te heb
ben, bepleitten ze twee weken uitstel. Werd
hun houding bepaald door jaloezie en het
gevoel bij één of meerdere van hen dat ze
zelf voor het decanaat in aanmerking kwa
men?
Het door de kanunniken gewenste uitstel
kwam er niet. 'Uut crachte van den brief-
ven van mijn eerwaerde Heere den archie-
bisscop van Utrecht' werd notaris Mels
verzocht om de installatie te verrichten.
Hieruit blijkt dat de brief van de aartsbis
schop het enige maatstafgevende document
was. Daarnaast was het prettig dat er
ondersteunende documenten waren van
ambachtsheren en collatores/collatrices,
maar van doorslaggevende betekenis was
dat niet. De collatores/collatrices hadden
wel het recht van voordracht van nieuwe
kanunniken voor het kapittel, maar wan
neer een in functie zijnde kanunnik tot
deken werd benoemd konden ze daarmee
in het beste geval hun instemming betui
gen.
Ten slotte de parochianen. Ze werden door
de notaris - waarschijnlijk alleen maar uit
beleefdheid en tot hun verrassing - uitge
nodigd om hun mening te geven, 'dat zij 't
vrielijcken zouden uutsegghen.' De notaris
benadrukte dat ze frank en vrij hun zegje
konden doen. Ze kenden allemaal Nicolaas
van der Vesten, hij woonde in het dorp en
was in feite een van hen. De gestelde vraag
'oft dat hij qualijck leerde', is frappant en
wijst op geruchten over de rondwarende
Nieuwe Leer. Wat zou het gevolg geweest
zijn als daarover stemmen waren opge
gaan? In ieder geval veel commotie. Nie
mand sprak echter een woord, terecht, of
uit angst voor de gevolgen. De parochianen
hadden er vrede mee.
Nieuwe indeling van de bisdommen
Een van de gevolgen van de turbulentie
binnen de katholieke kerk was dat in de
Nederlanden in 1559 een nieuwe indeling
in bisdommen werd doorgevoerd. Er kwa
men drie Nederlandse kerkprovincies, te
weten Utrecht, Mechelen en Kamerijk, met
14