7. Als noot 2, pag. 45-46. 8. GA Goes, RAZE 2037. (Van geen enkele andere Zeeuwse notaris zijn akten uit deze periode bewaard gebleven). 9. Uit: H.Janse, Laat-13de en 14de-eeuwse bakstenen kerken op Zuid-Beveland, in maandblad Spiegel der historie, le jaargang no. 3, sept 1966. 10. C. Dekker, Contrareformatie en traditionalisme; tegen stellingen in de hoge geestelijkheid in de 16e eeuw, in: De kerk en de Nederlanden. Archieven, instellingen, samenleving, Hilversum, 1997Encyclopedie van Zee land, deel I, Middelburg, 1982, pag. 271. De Geheime Raad, die al in 1504 door Filips de Schone werd erkend, is voortgekomen uit de Bourgondische Hofraad. In de praktijk verkreeg de Geheime Raad bepaalde rechten, die werden vastgelegd bij keizerlijke instructie in 1517 en de officiële oprichting in 1531. De Raad bestond uit hoge edelen en juristen. De Geheime Raad stond de landvoogd bij in het besturen van de Nederlanden en kon deze in zijn afwezigheid zelfs ver vangen. Op verzoek van de vorst vaardigde de Geheime Raad ordonnanties, edicten en plakkaten uit en zag toe op de naleving daarvan. De Raad was het hoogste bestuurlijke orgaan op het gebied van justitie. De Raad sprak ook zelf recht. 11. De naam Schenck van Toutenburg is ontstaan omstreeks 1230 toen een tak van de familie Schenck het kasteel Toutenburg ten noordoosten van Jena had verworven. Georg had als titel baron van Toutenburg. Hij ontving zijn vorming aan het hof van Frederik, de keurvorst van Opper-Pfalz in Beieren. In 1502 werd hij benoemd tot schout van Vollenhove en kastelein der heerlijkheid Kuinre. Keizer Karei V benoemde Georg Schenck van Toutenburg in maart 1521 tot stadhou der van Friesland. Voor de inrichting van het bestuur heeft Friesland veel aan hem te danken. Gedurende de jaren 1524-1531 bouwde hij in Vollenhove een kasteel, Toutenburg, genoemd naar het landgoed van zijn voor ouders. Het werd een slot dat zijn weerga in de noor delijke Nederlanden ternauwernood kende. Behalve stadhouder van Friesland, werd hij dat in 1528 ook van Overijssel en Groningen. Georg Schenck van Toutenburg was voor het noorden van grote economische betekenis. Hij was het die na jarenlange oorlogen tegen Karei van Gelre de gewesten Friesland, Groningen, Drente en Overijssel wist in te lijven in het Boui'gondische Rijk. In 1531 werd hij van wege zijn grote verdiensten ridder in de prestigieuze Orde van het Gulden Vlies. 12. L.J. Rogier, Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederlancl in de 16e en 17e eeuw, 3 dl., Amster dam, 1945-1947. Met dank voor de verstrekte informatie aan Frank de Klerk, Gemeentearchief Goes. Woordenlijst: Aflaathandel: handel in aflaatbrieven, inhoudende de kwijtschelding van straffen die men anders hier of in het vagevuur zou moeten ondergaan (misbruik in de vijf tiende en het begin van de zestiende eeuw). Annabaptisterie: wederdoperij Begeven: aan iemand toevertrouwen, het recht van benoeming. Beneficiaris: geestelijke met een beneficie (inkomen uit kerkelijke goederen), of die uit een beurs studeert. Biersteker: hij die tappers voorziet van ingevoerde bieren. Collator (m.), collatrix (v.): iemand die het recht van voordracht en/of benoeming van een geestelijke heeft. Consent: vergunning, toestemming. Costume: gewoonte, handelwijze. Institutie: het recht om ergens binnen te komen, intrede. Instrument: wettelijk bewijsstuk, akte. Kanunnik: wereldlijk r.k. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel. Kapittel: vergadering van kanunniken die tot een kapittel- of collegiale kerk behoren. Kapittelkerk: kerk waaraan op basis van een bisschoppelijke stichtingsoorkonde een kapittel verbonden is. Metzer: metselaar. Munimenten: bewijsstukken. Prebende: rente uit kerkelijke goederen, toegekend aan een kanunnik als vergoe ding voor een door hem te verrichten gees telijke bediening. Proost: voorzitter van een kapittel van kanunniken aan een kathedrale of collegi ale kerk. Regiment: levenswijze, gedrag, handelwijze. Resignatie: gerechtelijke ontzegeling. Resisteren: weerstaan, weerstand bieden. Permutatie: verwisseling, verplaatsing. Sacramentisterie: een vorm van kette rij; leer van de sacramentariërs, die zich keerde tegen de eucharistie en de sacra menten van brood en wijn. Verwant aan de wederdopers, maar in tegenstelling tot deze hielden de sacramentariërs zich niet bezig met de volwassenendoop. Solemniteit: plechtigheid, het in acht nemen van bepaalde gebruiken. Sufficiënt: voldoende, toereikend. Vicarie: jaarlijkse rente uit kerkelijke goederen, meestal als vergoeding voor de bediening op een van de bijaltaren in de kerk. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 23