Kleine ongevallen en gebeurtenissen uit het dagelijks leven in de achttiende eeuw W.P. den Toom Afb. 1. Boerderij in Baarsdorp. (Collectie Gemeentearchief Goes.) Adriana Zegers, 30 jaar, wonende te Goes had als beroep het doen van veldarbeid en het verkopen van zwavelstokken. Zij was op 20 juli 1793 het huis van Anthoni Oos terdag binnengeklommen door een raampje in de zijmuur. De familie was niet thuis, zo had ze vernomen. De sleutel van een kast vond ze in een kommetje en uit die kast nam ze zes hele en twee halve Zeeuwse rijksdaalders mee. Zij sloot de kast weer, legde de sleutel in het kommetje, klom uit het raam en deed dat weer achter zich dicht. Toen ze door Francina, de vrouw van Anthoni, werd aangesproken wegens de diefstal had ze die ontkend en gedreigd haar een pak slaag te geven. In augustus was ze het huis van Jan de Baat in Baarsdorp binnengedrongen. Daar had ze een gouden naald met de letters PIR meegenomen. Die had ze in stukken gebro ken en bij de zilver-en goudsmid, Cornelis Snoep, verkocht voor 3 pond 13/3 Vlaams. De eis luidde: geseling op het schavot, ver banning voor 25 jaar en betaling van de kosten van het proces. Burgemeesters en schepenen veroordeelden haar conform de eis. Bi'on: Raze 1575, folio 174v. Zoals meestal was het vaak een combinatie van de omstandigheid, de gelegenheid en de hebzucht die een bepaalde gebeurtenis veroorzaakte. Wat dat betreft is er in de loop van de eeuwen weinig veranderd. Hoe vaak lezen we niet van de gelegenheid om iets mee te pikken, omdat de bezitter zich niet realiseert dat het voor anderen wel heel eenvoudig is gewoon even de hand uit te steken. We zien dat in onze tijd, als het geld zo maar boven in de tas ligt, die dan ook nog wijd open staat als een hartelijke uitnodiging. Tweehonderd jaar geleden ver stopte men geld onder de bedstee als het kabinet niet goed sloot. Catharina van Kleijnenbreugel had op 19 november 1787 twaalf rijksdaalders gejat van haar pleegouders. Zij was van te voren zo onhandig geweest om te vertellen dat ze geen cent bezat en had daarom een achtste rijksdaalder moeten lenen. Deze schuld loste ze af na de diefstal en liet daarbij nog meer geld zien. Daarna bleef ze een paar dagen weg en maakte goede sier in allerlei kroegen. Zij betaalde verschillende drink gelagen wat gezien haar vorige staat niet mogelijk zou kunnen zijn. De eis luidde: verbanning voor het leven of een andere passende straf. De definitieve veroordeling wordt in de Rol van Criminele Zaken niet ver meld. Bron: Raze 1575, folio 167v. en 168 r. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 28