geen 100 Heeren zouwe mij daar na
toegespekt hebben.
Lezen nog schrijven
De subcommissie van weldadigheid Goes
piekert er echter niet over om geld te
sturen. Dat zou de familie slechts in staat
stellen een lui en verkwistend leven vol
te houden. Het leidend beginsel van de
kolonisatie is artikel 10 van het reglement.
Het onderhoud dat de armen verschaft
wordt, zal alleen gegeven worden in
vergelding tot arbeid, en nimmer zal men
trachten dit oogmerk door liefdegiften te
bereiken.
Maar het vervelende is dat de brief aan
Elisabeths ouders in de stad Goes van
hand tot hand en van mond tot mond
gegaan is. Daardoor is een ongunstigen
indruk gewekt. De subcommissie wil
voorkomen dat de kolonie in eenen
slegten reuk komt, want dan zou de
heilzame stigting in harer geboorte
kunnen verstikken. Ze sturen kopietjes
van de brieven naar de Maatschappij en
de subcommissie is wel alert gebleven:
ze verwijst naar de brieven van de
familie Burks als hunne zoogenaamde
correspondenties. En legt tussen haakjes
uit wat ze daarmee bedoelen: daar zij beide
nog lezen nog schrijven kunnen.
De leiding van de Maatschappij reageert
verontwaardigd op die leugenachtige
klagten. En ze denken te weten aan wie
het ligt. Jan Burks is op zich zeiven een
vrij goed en werkzaam man en buiten zijne
grote toegevendheid en zwakheid geen
kwaad mensch. Het vriendelijkste wat er
over zijn vrouw gezegd wordt is wat lastig
maar verder is het een helleveeg en eene
furie die volkomen over de zwakke man
regeert.
Op de kolonie wordt de Raad van
Opzieners bijeengeroepen om over de
brieven van Burks te praten. Johannes van
den Bosch vraagt de subcommissie Goes
om alvast een ander gezin te selecteren
dat de plaats van de familie Burks in kan
nemen, maar zo ver komt het niet. Want als
de Raad van Opzieners aan man en vrouw
Burks de brieven voorleest, ontkennen ze
dat ze zoveel klachten hadden willen uiten.
De eigenlijke dader blijkt de buurvrouw.
Vrouw Dikkeboom uit Steenwijk, die steeds
bij haar buren was komen klagen dat zij
allemaal bedrogen en mishandeld wierden,
had aangeboden de brieven voor hen te
schrijven. Het is de Burksen nu duidelijk
dat genoemde vrouw Dikkeboom hun had
misleid, en slegts een gedeelte van den brief
had voorgeleezen.
Schijnbaar-misnoegden
De familie Dikkeboom wordt van de kolonie
weggestuurd en Elisabeth Blondel denkt
dat hiermee de kous af is en krijgt weer
praatjes. Zij neemt een zegevierende toon
aan, zij geeft een klein staaltje van haare
welsprekendheid ten beste en zij begon alle
de rechten waarin zij te kort gedaan was, op
een hooge toon optesommen.
De directeur laat haar haar gang gaan.
Hij is ervan overtuigd dat een deel van de
brieven haar eigen werk is en hij vindt dat
zij een lesje verdiend heeft. En hij wacht
met ingrijpen tot de vrouw klaar is.
Liever zou ik de kolonie verlaten, besluit
Elisabeth haar betoog, ware het niet dat
ik om mijn man hier bleef. Da's goed. Dat
moet ze dan maar doen. Ze kunnen gaan.
Niemand wordt gedwongen onze weldaden
te genieten.
Alleen is de keus om in de kolonie te
blijven niet meer aan haar. Die is aan de
landelijke leiding. En gezien de slegtheid
van haar gedrag verwacht de directeur
dat hun de poort gewezen zal worden.
Maar goed, als ze voor die tijd zelf weg
willen, dan kan dat. Morgenochtend wil de
directeur de koloniale kleding terug en zal
hij hun het benodigde reisgeld geven.
Dat sorteert het beoogde effect. Met dat
gevolg dat de vrouw als een blad beefde en
de man reeds verschoning vroeg.
Om te laten zien wie er de baas is, laat de
directeur ze nog twee weken spartelen. De
familie Burks staat duizend angsten uit.
Zij zullen daarbij minder de wegzending
vrezen dan de thuiskomst. De heren in
Goes zullen er niet blij mee zijn als ze van
de kolonie worden teruggestuurd!
Tenslotte krijgen ze te horen dat zij bij
de eerste misdaad exemplaar gestraft
zullen worden, maar dat men ook heeft
27