was door een mijn. Hij vroeg de zuster
schepen om hulp en deze snelden naar het
getroffen schip toe om schipbreukelingen
over te nemen. Te laat besefte Drummond,
dat de schade veroorzaakt was door een
torpedo. Hij seinde de Hogue en de Cressy
om de koers te verleggen, maar dat was al
te laat. De commandant van de onderzee
boot, Otto Weddingen, kreeg de mogelijk
heid om als het ware op zijn gemak beide
andere schepen te torpederen, wat dan
ook gebeurde. Het was voor de eerste keer,
dat een onderzeeboot met torpedo's opper
vlakteschepen naar de zeebodem joeg. De
Engelse marine had op hardhandige wijze
kennis gemaakt met het onderzeebootwa
pen en Weddingen gold in Duitsland als
een oorlogsheld.
De Hr.Ms. Holland, een Nederlandse pant
serkruiser, die in de buurt van de ramp
konvooidiensten verrichtte, zat als het
ware op de eerste rang, maar mocht omdat
Nederland neutraal was, geen hulp ver
lenen. Twee Nederlandse vissersschepen
voeren vlakbij, maar die weigerden dren
kelingen op te nemen. Koopvaardijschepen,
die kwamen aanvaren, deden wel hun best
om opvarenden te redden. Hieronder waren
de Hollandse schepen Flora en Titan. Het
stoomschip Flora bracht 286 geredden aan
wal. In totaal verloren 1459 marinemensen
het leven, terwijl er 837 werden gered. De
Nederlandse overheid liet de geredden snel
naar Engeland overbrengen, in strijd met
de neutraliteit.3'
De vijftienjarige kadet Duncan Stubbs,
die op de Aboukir diende, verloor bij de
ramp het leven. Op 6 oktober 1914 ver
zocht opperbevelhebber Snijders aan alle
burgemeesters van gemeenten langs de
kust om hem ervan in kennis te stellen
wanneer het lichaam van de jongeman, een
dun teer gebouwd jongetje met fijn gezicht
en blauwe oogen gevonden zou worden. Hij
zou er dan voor zorgen dat het stoffelijk
overschot naar Engeland werd overge
bracht. De minister van Landbouw, Nij
verheid en Handel kwam bij brief van 24
oktober 1914 ook op deze ramp terug. Hij
deelde mee, dat voorwerpen, die persoonlijk
eigendom waren geweest van opvarenden
van de drie kruisers aan de Britse consul
te Amsterdam ter hand konden worden
gesteld. Zaken die tot de inventaris van de
schepen hadden behoord, konden net als
mijnen en torpedo's, pas na afloop van de
oorlog worden teruggegeven. Het lichaam
van Duncan Stubbs is niet op de kust van
Wissenkerke aangespoeld.4'
De tragische dood van W.G. Whitfield
Gemeenteveldwachter, D. van de Vreugde,
bracht op 18 juli 1916 schriftelijk rapport
uit aan de burgemeester van Wissen
kerke. Hij deelde daarin mede, dat er op
de onderberm van de zeedijk van de Anna
Frisopolder een lijk van een manspersoon,
in verregaande staat van ontbinding, was
aangespoeld. Hij sprak van een man van
1.75 m lengte en van middelbare leeftijd.
Op de kleding was de naam van W. Whit
field aangetroffen. De gemeente-arts van
Wissenkerke, Fret, verrichtte de schouw,
waarna het lijk werd gekist en begraven
op de algemene begraafplaats te Kamper
land. Whitfield was koksmaat op de HMS
Eden, een kleine Engelse destroyer. Het
schip werd gebouwd in 1903 in Newcastle.
Het telde slechts 540 brt, maar het kon
ruim twintig knopen, 48 kilometer, per
uur lopen. De bewapening bestond uit vier
kanonnen en twee torpedobuizen. In 1910
zonk het in de haven van Dover, terwijl het
aan de kade lag. Reparatie was toen zeer
wel mogelijk. Het schip werd gelicht en
gerepareerd. De eenentwintigjarige Whit
field diende er nog maar kort op, toen het
verging. Hij was geboren op 17 december
1894 en werkte voordat hij in dienst ging
als spoorwegbeambte in Leighford, een
Afb. 2. HMS Eden.
4