Afb. 8. Pentekening: een Hollandse grena dier geeft instructies aan jonge pupillen. Uit:René Chartrant, Napoleonic wars, blz. 37.) was inmiddels in volle gang. Er was veel behoefte aan ervaren militairen, zodat alle terugkerende soldaten de mogelijkheid werd geboden om tegen gunstige voorwaar den te tekenen voor het leger. Dit leverde echter niet genoeg manschappen op, zodat iedereen in de leeftijd tussen de achttien en 23 jaar al in januari 1814 moest loten. De dienstplicht was dus na het vertrek van de Fransen gebleven en werd door de Neder landse regering aangegrepen om het leger op sterkte te brengen en te houden. Ook de twee bataljons Pupillen van de Keizerlijke Garde werden met open armen ontvangen. De Zeeuwen, die tot het 2e bataljon Vélites (zo werden ze genoemd)24' behoorden, tekenden op een enkele uit zondering na, allemaal bij. Zij gingen een overeenkomst aan voor een periode van vier jaar en elf maanden tegen een hand geld van tien gulden, daarvan te ontvangen vijf gulden bij incorporatie en de overige vijf gulden van vier maand dienen. Op 1 december 1814 werden zij ingedeeld bij het Bataljon Jagers No. 5. Hun eenheid was in 1815 gelegerd in Frankrijk. Per 1 november 1819 liep hun dienstverband af en gingen de meesten met 'paspoort' terug de burger maatschappij in. Het betrof Pieter Olfers, Jan van Houten en Willem Seen (Goes), Boudewijn van de Paerel en Elisa Kosten (Heinkenszand) en Pieter de Keijzer (Kloe- tinge). Nog niet teruggevonden zijn Pieter Bokelaar en Hubregt Nieuwenhuize. Jan Olfers (Goes) bleef in dienst en werd in 1828 als sergeant overgeplaatst. Arnold van Heel (Goes) deserteerde op 15 novem ber 1815. Marinus Kosten (Goes) werd op 1 mei 1816 afgekeurd.25' Jan Krombours was aanvankelijk terug gekeerd naar Goes en vroeg daar aan het bestuur van het weeshuis om een financi ële ondersteuning en bij weigering of hij over zijn timmermansgereedschap mocht beschikken. Dat laatste werd toegestaan. In de vergadering van 14 september 1814 van de regenten van het Goesche weeshuis werd het verzoek behandeld van Jan en Pieter Olfers, Willem Seen en Marinus Kosten, Vélites in het 2C bataillon, waarin deze verzochten om enige uitzet of onder stand. De beslissing luidde: waarin niet kon worden getreden om redenen.26) De groep die bij aankomst werd afge keurd Deze groep is te volgen via de notulen van de vergaderingen van de regenten van het weeshuis te Goes. Hieruit blijkt dat Felix de Beste meestal niet kon worden besteed. Cornelis Boutens werd besteed bij de vrouw van Ros als loodgietersjongen en Marinus Schog kreeg zijn opleiding bij schoenmaker Hendrik Vesters. Felix de Beste en Marinus Schog waren in de loting voor de Landmilitie gevallen en op 11 maart 1814 bij het 20e Bataljon van die militie geplaatst. Cornelis Bou tens was het onderwerp van gesprek in de regentenvergadering van 21 mei 1814, toen bekend werd dat hij de weeze Adri- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 13