ana Vader bezwangerd had. De regenten
beslisten dat hij verplicht was met haar te
huwen, wegens onteering dier weeze. Helaas
was Cornells net een paar dagen daarvoor
vetrokken als remplacant. Inmiddels had
ook Johannes Schog, de jongere broer van
Marinus, met veel tegenwerking van de
regenten, zich als vrijwilliger geëngageerd
bij het 20e Bataljon Landmilitie in de rang
van sergeant.27'
Felix de Beste en de broertjes Schog gingen
in het najaar van 1815 vrijwillig over
in den Colonialen Dienst. Cornelis Bou-
tens vertrok op 9 juni 1817 bij loting met
'paspoort' naar huis en huwde op 31 maart
1819 te Goes met zijn Adriana. (Zie bijlage
II.)
Engel Witte (Krabbendijke) is in 1848 als
landarbeider overleden te Baarland. Zijn
vrouw Jozina Kindt was daar ondermeer
kroeghoudster en winkelierster. Willem
van Boven (Krabbendijke) overleed in 1844
als arbeider te Goes.
Er is verder (nog) niets bekend van Dirk
Hoekman uit Nisse.
De groep in actieve dienst
Hiervan zijn op dit moment getraceerd:
Pieter de Keijzer (Kapelle):
Waarschijnlijk in 1846 geëmigreerd naar
Noord-Amerika.
Johannes van Willegen (weeshuis Goes):
Overleden in 1860 te Kapelle. Had een
schildersbedrijf.
Pieter Steutel (weeshuis Goes):
Overleden als arbeider te Middelburg.
Gerard Breker Heinkenszand):
Was tot 1825 sergeant in Middelburg.
In 1843 overleden alsveldwachter van
Krabbendijke.
Eliza Kosten (Heinkenszand):
Overleden als arbeider te Goes in 1834.
Geen nadere gegevens van Marinus Brou
wer, Marinus Verhoef, Barend Brusselman,
Mattheus van 't Hof en Pieter La Frou.
Recapitulatie
Twee lichtingen
Twee keer zijn er Zeeuwse weeskinderen
opgeroepen voor militaire dienst. De eerste
groep in de zomer van 1809 door koning
Lodewijk Napoleon, waarvan bij de inlij
ving van Holland bij Frankrijk een klein
gedeelte naar Versailles werd gestuurd.
De tweede groep werd op last van keizer
Napoleon in november 1811 naar Versailles
gedirigeerd.
Afgekeurden
Van de groep van 111 Zeeuwse wezen, die
in 1811 naar Versailles werd gestuurd, zijn
er direct al bij hun aankomst 31 afgekeurd
in verband met hun geringe lengte. Zij
werden allemaal tijdelijk geplaatst bij de le
compagnie van het Dépot en op 8 januari
1812 naar huis gestuurd.
Op 9 mei volgde een tweede groepje van
vijf man en op 9 augustus werden nog eens
twee man afgekeurd, wegens rugklachten
(hernia) en teruggestuurd. Dit een percen
tage van 34%.
Overledenen
Eén man was reeds onderweg overleden
tijdens de tocht van Middelburg naar Parijs
en overleden er in het eerste half jaar van
de opleiding nog eens zeven man, zodat per
1 september 1812 er nog maar 65 man van
de oorspronkelijke 111 over waren. In april
1813 overleed er nog een man. Dus waren
er nog 64 man over.
In actieve dienst
In actieve dienst gingen 32 man. Hiervan
zouden uiteindelijk vijf man om het leven
komen. Hun namen staan op de vermisten-
lijst.
De rest van de groep deed dienst in de
verschillende bataljons van het Regiment
Pupilles de la Garde. Deze eenheden waren
gelegerd op diverse plaatsen in Noord-
Frankrijk, ver van het strijdgewoel.
In 1814 ontslagen
Drie man hadden hun onderdeel al ver
laten voor het officiële bericht van het
ontslag op 6 juni 1814 bekend werd, zodat
28 man deel uitmaakten van de twee batal
jons Vélites die als regulier onderdeel naar
Holland terugmarcheerden.
Conclusie
Het leven in een weeshuis in het begin
van de negentiende eeuw was heel hard.
12