had zitten. Goed en voldoende voedsel, ge
combineerd met veel lichaamtraining heeft
de groeifase sterk beïnvloed.
In het kader van het onderzoek naar de
Zeeuwse weesjongens zijn de gegevens
zodanig gerangschikt dat er ook een
vergelijking mogelijk is tussen de jongens
afkomstig uit de stad en die afkomstig uit
de dorpen.
De gemiddelde lengte van de jongens uit
Goes bedroeg 151,6 cm en dat is 4,50 cm
korter dan de gemiddelde lengte van de
jongens van het platteland, n.l. 156,16 cm.
Ook is gekeken naar het verschil tussen de
jongens van het platteland van Walcheren
en de jongens afkomstig uit de Walcherse
steden. De jongens uit de steden hadden
een gemiddelde lengte van 149,7 cm tegen
over de plattelanders, die gemiddeld 150,8
waren. Een verschil dat duidelijk minder
is dan op de Bevelanden, maar omdat er
slecht vier jongens van het Walcherse plat
teland kwamen is het cijfer wellicht niet
representatief.
BIJLAGE II
Cornelis Boutens
Cornelis Boutens is geboren op 31 maait
1796 te Goes als zoon van Marinus Bou-
terse en Cornelia Kallebout. Zijn vader
overleed al vroeg. Zijn moeder hertrouwde
te Krabbendijke in 1798 met Johannes
Polderdijk. Hij belandde op 10 mei 1810 in
het weeshuis van Goes en maakte deel uit
van de groep Zeeuwse weesjongens die op
20 novemberl811 naar Versailles werden
gestuurd om dienst te nemen bij de Pupil-
les van de Garde Impériale. Wegens zijn
geringe lichaamslengte (144 cm) werd hij
afgekeurd en in januari 1812 weer terug
gezonden naar Goes. Op 11 mei 1812 be
steedde het weeshuis hem voor een jaar bij
Jacob Gouw en na dat jaar bij het lood
gieterbedrijfje van de weduwe Ros. Toen
in januari 1814 door de koning Willem I
nieuwe lotelingen werden opgeroepen,
ging hij op 16 mei 1814 als remplacant in
dienst voor Marinus Timmermans bij het
Bataljon Landmilitie No 20. Tot nu toe was
hij zijn hele leven als Bouterse of Boutense
Afb. 9. Voormalig winkelpand Sint Jacob-
straat 38.
en tijdens zijn kortstondig avontuur in
Versailles zelfs als Bonkerse door het leven
gegaan, maar nu werd hij ingeschreven als
Cornelis Boutens. Ook zijn nakomelingen
zouden deze naam voeren. In 1815 verbleef
hij met zijn onderdeel in Frankrijk en op 9
juni 1817 werd hij uitgeloot en keerde hij
terug naar Goes.
Vijf dagen na zijn aankomst bij zijn leger
onderdeel deelde weeshuisvader Steutel
voor de vergadering van de regenten op 21
mei 1814 mee, dat Adriana Vader, één van
de weesmeisjes, door Cornelis Bouterse be
zwangerd was. Besloten werd dat gemelde
Bouterse de onteering dier weeze moest
herstellen door den band des huwelijks
Na zijn terugkeer in Goes kocht Cornelis in
1819 een (winkel)pand in Goes en huwde
met zijn Adriana.2' In 1826 bewoonden
zij het pand D 186 (Sint Jacobstraat 38).
Later kocht hij het naast gelegen pand dat
vernummerd werd naar B 100. Dit is het
tegenwoordige pand Sint Jacobstraat 36 op
de hoek van de Pyntorenstraat.
15