reden zijn voor een hogere scheldstraf. Zeer
zwaar woog ruzie tussen twee personen die
zich wettelijk hadden verzoend in een vete
(privé-oorlog). En nog hoger werd razen
en tieren opgenomen in aanwezigheid van
rechters en voor in de vierschaar.131
Van groot belang was ook wie de scheldpar
tij begon. In vonnissen wordt dit vaak zelfs
als voornaamste factor voor de veroorde
ling genoemd. Zo bekeurde de baljuw van
Reimerswaal in 1414 Alye, de vrouw van
Lem Wilps met één pond boete, omdat zij
eenen aenuanc facit, met het misdrijf be
gon.141 Ook voorbedachte rade - ï'uzies met
als voorop gezet doel tot escalatie - werd de
verdachte ernstig aangerekend. Anderzijds
hielden de rechters in hun oordeel tot op
zekere hoogte rekening met de individuele
karakters, bijvoorbeeld van mensen met
zeer korte lontjes en ruzies, ontstaan uuijt
haestichede ende [op]wallinge van heeten
bloede.15' Deze rechtsformulering in de ver
ordening van 1494 ging uit van de toenma
lige karakterkunde, die gebaseerd was op
de leer van vier temperamenten.
Afb. 5. Een kijfachtige vrouw. Uit een serie
van twaalf Vlaamse spreekwoorden. Gra
vure van J.H. Wierix naar Pieter Breughel
de Oudere, c. 1550. (Uit:R.E.V. Stuip,
C. Vellekoop, Middeleeuwers over vrouwen,
Utrecht, 1984.
Scheidsituaties
Aanleiding tot schelden
Er waren tal van situaties die aanleiding
konden geven tot gescheld. Onbedoeld,
zoals een verkeerd begrepen grapje, een
slecht humeur, een kleine ergernis, sinds
lang woekerende frustraties. Maar ook
bewust, zoals een botte, kleinerende op
merking, een grove leugen of veelvuldig
geroddel. Vooral twee onderwerpen waren
bij kwaadsprekerij populair en leidden tot
geruzie: iemands reputatie en die van het
gezin en de familie. In de eerste categorie
ging het om direct, individueel gescheld. De
gevoeligste beledigingen hadden betrek
king op de kinderen (vooral de oudste
zoon) en in het bijzonder op de echtgenoot.
Een vrouw liet het gewoonlijk niet op zich
zitten als haar man, het gezinshoofd, of
zijn erfopvolger in hun eer en faam wer
den aangetast en uitgemaakt voor boef
of valsaard. Zij beschouwde dat als een
identificerende belediging van zichzelf. Ze
werd door de haren ook verondersteld hen
te verdedigen, in ieder geval jegens sociaal
gelijkwaardigen.
Ruziefasen, wetgeving en conflictbeheersing
Kwaadsprekerij en geroddel kon al snel
overgaan in gebekvecht, handtastelijkhe
den, slaan en vechten. De ruzie 'van kwaad
tot erger' lijkt in laatmiddeleeuwse wetge
ving en vonnissen een aantal herkenbare,
snel of minder snel op elkaar volgende
standaardfasen te hebben doorgemaakt.
De eerste was die van oplopend verbaal
geweld. Het was daarna vaak een kleine
stap naar fysiek geweld. In het vuur van
het gekijf kon een van de bekvechters
overgaan tot het afslaan of afrukken van
het hoofddeksel van de tegenstander. In
een tijd waarin niemand, zowel binnens
huis als buitenshuis met onbedekt hoofd
ging, gold dit waarschijnlijk als stereotype
belediging.161 Daarna volgde het aan de
haren trekken. Deze handeling werd al in
verscheidene vroegmiddeleeuwse Ger
maanse volksrechten strafbaar gesteld en
stond in het Middelnederlands bekend als
haerrapen. De verwante, voor zichzelf spre
kende juridische term haarkenpluk had
24