zorg van de wetgevers24'van 1402 was
de garantie van orde, recht, veiligheid en
publieke rust. Ruzie, gescheld en geweld
hoorden daar niet bij.
Besluit
Reimerswaal was, net als andere laatmid
deleeuwse steden, een plaats met aanzien
lijke maatschappelijke spanningen. Gekib
bel, getwist, knokpartijen en gewapende
conflicten kwamen veel voor en gaven
aanleiding tot uitgebreide wetgeving. De
overheid trachtte verbaal en fysiek geweld
in de hand te houden door te bemiddelen
en te dreigen met sancties. Leidde dat
niet tot het gewenste resultaat, dan ging
men over tot daadwerkelijk berechten en
bestraffen. Een van deze straffen, speciaal
voor vrouwen, was steendragen.
Hoe een ruziezaak concreet gerechtelijk
door de baljuw en de schepenen in Rei
merswaal werd onderzocht vernemen we
de volgende keer. We horen dan ook wat de
oorsprong en historische achtergrond was
van het strafsteendragen, hoe de straf werd
uitgevoerd en ook wanneer en waarom ze
door de Reimerswaalse bestuurders uit de
lokale wet werd geschrapt.
Noten:
1. Wetboek van Strafrecht, Titel XVI (Belediging), artikel
261, artikel 268.
2. Enkele verschillen zijn de lichamelijkheid van de
erestraf en de gerichtheid op eeuwig of langdurig
verlies van de persoonlijk eer. De vernedering bij
schandstraffen is eerder tijdelijk en lang niet zo ingrij
pend; bovendien is ze niet of minder lichamelijk. P. De
Win, De schandstraffen in het wereldlijke strafrecht in
de Zuidelijke Nederlanden van de Middeleeuwen tot de
Franse Tijd bestudeerd in Europees perspectief, Brus
sel, 1991, 24-26.
3. 1402: f. 198r-200r R. Huybrecht, Rechtsbronnen der
stad Reimerswaal, VM OVR NR 1,1978, 102-105. 1494:
f. 253r-266v Huybrecht, 105-120.
4. Huybrecht, 102.
5. Idem, 106.
6. 1402, 2 ('...soe wat manne ijemande schelde...').
1494, 6 ('...wes man iemandt ontamelijcke woorden
geeft...'). Huybrecht, 102,106.
7. Ik gebruik hiervoor de indeling van D.A. Berents, Het
werk van de vos. Samenleving en criminaliteit in de late
middeleeuwen. Zutphen, 1985: zedendelicten, vermo
gensdelicten, agressie/geweldsdelicten en overheidsde-
licten. Specifiek 185, 187. Actuele situatie: CBS-cijfers
2007. Deze percentages blijken een constante in de
afgelopen tien jaar. http://statline.cbs.nl/StatWeb.
8. Verordening van 1402: tenminste elf van de 39 bepa
lingen hebben betrekking op agressie en geweld. De
verordening van 1494: tenminste achttien van de 129.
9. A.A.M. Schmidt Ernsthausen (transcr.), Rekening van
Heer Klaas van Reimerswaal van het Baljuwschap
van Reimerswaal van 17 september 1414-20 december
1415, Nederlandse genealogische vereniging, afd. Zee
land [s.l., 1994], 1-5.
10. B. Chevalier, Les bonnes villes de France du XTVe au
XVIe siecle, Paris, 1982, 295-297.
11. T. Dean, Misdaad in de Middeleeuwen, Amsterdam,
2004, 58.
12. Berents, 107-110.
13. R.C. van Caenegem, Geschiedenis van het strafrecht in
Vlaanderen van de Xie tot de XTVe eeuw, Brussel, 1954,
61-69.
14. Schmidt Ernsthausen, 3.
15. 1494, 8. Huybrecht, 106.
16. G.M. de Meyer, Min en onmin. Mannen en vrouwen over
hun samen leven aan het einde van de vijftiende eeuw
Hilversum, 1989, 31.
17. A. Willeboordse, 'Die bedraghen wordt van haerra-
pene. Een oud misdrijf in enkele middeleeuwse
Noord-Vlaamse lokale verordeningen', Appeltjes van
Meetjesland. Jaarboek Heemkundig Genootschap van-
het Meetjesland, 60, 2010. 113-138.
18. 1494, 88. Huybrecht, 115.
19. 1402: zes van de elf: 1-4, 30, 39. 1494: zes van de
achttien: 6-8,10, 87, 88. Huybrecht, 102-106, 115.
20. 1402, 5-7,13 39. 1494,11-17, 42. Huybrecht, 102-
103,105-106. Zie bijvoorbeeld ook C. Glaudamus, Om
die wrake wille. Eigenrichting, veten en verzoening in
laat-middeleeuws Holland en Zeeland, Hilversum,
2004, 341-342 (bijlage 3).
21. 1494, 18. Huybrecht, 107.
22. Schmidt Ernsthausen, 3.
23. Voorbeelden in Glaudamus, 122 (1386 wegens het
verspreiden van laster), 163 (c. 1438), 344 (1386), 349
(voor 1438), 351 (voor 1454), 361 (c. 1460), 363 (c. 1438),
364 (c. 1471, 1474), 365 (c. 1490).
24. Of liever de codificeerder(s) van de verordening, aange
zien de Reimerswaalse rechtsregels ouder en al langer in
gebruik zullen zijn geweest dan de eerste opschrifstelling.
26