Afb. 4. De 'koe
van Braam',
door G. Braam.
weiland, ergens in de Poel, stond. Het wei
land had de naam Walvisrib gekregen door
dat dit bot daar stond. Ik ben heel nieuws
gierig naar waar die kaak precies stond
en hoe hij daar gekomen is. Vervolgens is
er een knopennaaimachine, aangeschaft
van de laatste kleermaker die knopen aan
broekstukken naaide. Als derde noem ik
een beschilderd stuk doek, dat aan twee
kanten beschilderd is. Aan de ene kant zie
je Maria, de moeder van Jezus en aan de
andere kant is een bloedend hart met een
zwaard geschilderd. Dit doek is waarschijn
lijk afkomstig van een processievaandel.
In de vierde hoek van het kruis hebben
we een heel mooie schaal, die geschonken
is aan kapitein Willem de Clerk. Op die
schaal staan een mooi schip en ook andere
maritieme voorstellingen afgebeeld. Er zijn
een heleboel silhouetjes van die meneer De
Clerk en zijn familieleden Rembges, die ook
te zien zullen zijn. Dit betreft dus een fami
lieverzameling. Bij en achter de walviskaak
zie je voorwerpen van haar, been, en schild
pad - organisch materiaal. Bij het aan twee
kanten beschilderde doek in de buurt tref
je schilderijen aan, en bij de schaal ligt
materiaal van aardewerk. Ook hebben we
een hoek met glaswerk en aardewerk, een
groot tegeltableau van het suikerpaleis en
een gedeelte met metalen waar ook een
bodebus van de timmermansgilde uit de
zeventiende eeuw geëxposeerd zal worden.'
Oude stadscollectie... historie van het
museum!
Koen vertelt in het kort meer over de
historie van het museum. Luister maar:
'Men ging op een gegeven moment spullen
bewaren die men waardevol achtte en die
te maken hadden met het stadsbestuur,
van de gilden, en van heldendaden van
Goesenaren. Er werden boeken gespaard,
stadsarchieven bewaard. In 1860 besloot
stadsarchivaris ds. R. A. Soetbroodt Pic-
cardt een scheiding te maken tussen het
archief en de objecten. Hij exposeerde de
historische voorwerpen in de 'oudheid
kamer' van het stadhuis en besloot dit
voor iedereen toegankelijk te maken. Zo
ontstond het museum. De inhoud van het
kamertje in het stadhuis verhuisde in 1930
naar de Turfkade, concreet naar het Karei
V pand aldaar. Dat was de start van het
museum in een eigen gebouw. Er kwam een
oudheidkundige kring, die ervoor zorgde
dat de collectie geëxposeerd en uitgebreid
werd. Pas in de jaren zeventig van de
vorige eeuw ging men samenwerken met
alle Bevelandse gemeenten. Vanaf toen
kon er gesproken worden over: Historisch
Museum De Bevelanden.'
31