Boekindruk: Marinus Nathaniël de Broekert G.J. Lepoeter en A.H. Teeuw - Marinus Nathanaël de Broekert, heel en vroedmeester. Een verloskundige praktijk op het Zeeuwse platteland (1824-1871); weergave, analyse, beschou wingen, ISBN 978-90-814786-1-8, 472 p., Kapelle 2010, prijs €29,50, te koop bij de auteur. De negentiende-eeuwse heel- en vroed meester Marinus Nathaniël de Broekert oefende zijn praktijk korte tijd uit in Hoek en daarna de langste tijd in Wemeldinge. Dit boek is niet alleen van belang voor medisch-historisch geïnteresseerden, maar veel breder ook voor degenen met interesse voor de regionale geschiedenis in het alge meen. Het is daarom een goede gedachte geweest van Lepoeter en Teeuw om de bevallingsverslagen die door De Broekert in zijn partusboek zijn opgenomen inte graal als bron uit te geven. Alle beschreven bevallingen zijn door de auteurs onder de loep genomen en waar nodig van commen taar voorzien. Het behoeft nauwelijks betoog dat empiri sche kennis van anderhalve eeuw geleden - in dit geval dus hoe de bevallingen in de praktijk verliepen - ook wetenschappelijk bezien van groot belang kan zijn. Voor zover bekend zijn er landelijk niet zo veel van dergelijke partusboeken uit zo'n vroege periode bewaard gebleven. De handelwijze van de vroedmeester bij het kraambed kan ons veel informatie verschaffen. Het geeft ook een goed inkijkje in de stand van de medische kennis in deze periode. Hoewel de medische kennis van het menselijk em bryo in de negentiende eeuw nog gering was, gold dit veel minder voor de vakin houdelijke kennis op het terrein van de verloskunde. Voordat een heel- en vroedmeester zelf standig zijn praktijk mocht uitoefenen werd een examen afgenomen door de Ge neeskundige Commissie te Middelburg. In de eerste helft van de negentiende eeuw bestond er nog een strikt onderscheid tus sen universitair opgeleide medici van de eerste geneeskundige stand en heel- en vroedmeesters die tot de tweede stand be hoorden. De laatste groep kende vervolgens weer een onderscheid in stad en platteland. Een plattelandsvroedmeester stond lager in rang en werd geacht minder bekwaam te zijn dan een stadsvroedmeester. De Broekert heeft als heel- en vroedmees ter 'te platten lande' gedurende zijn gehele loopbaan aantekeningen gemaakt van de bevallingen die hij heeft geleid. We ontmoe ten in De Broekert een heel- en vroedmees ter die zijn eigen handelwijze onverbloemd weergeeft. We komen daardoor veel te weten over de sterfte van de geborenen en de sterfte van de moeders, meerlingen en de kinderen van ongehuwde moeders. De kraamsterfte was in de negentiende eeuw hoog en de moeder liep een gerede kans bij een bevalling het leven te laten. Gedetailleerd gaat De Broekert in op de complicaties die zich bij sommige beval lingen voordeden. Hij noteerde het aantal tangverlossingen dat hij verrichtte en of de moeder en het kind in leven bleven. Soms achtte De Broekert het noodzakelijk om de hulp van een collega in te roepen. Zo riep hij zeven keer de hulp in van een collega. Meestal was dat zijn leermeester Pieterse uit Goes. In het partusboek noteerde De Broekert tevens het honorarium dat hij in rekening bracht. De auteurs hebben er zoals gezegd voor gekozen om het partusboek integraal uit te geven. Op verdienstelijke wijze hebben zij getracht om zich bij gecompliceerde beval lingen te verdiepen in de werkwijze van De Broekert. Dit brengt mee dat sommige be vallingen met gelijke complicaties voorzien zijn van identieke kanttekeningen. Het voordeel van volledigheid is echter dat de opgenomen gegevens voor een brede groep belangstellenden bruikbaar kunnen zijn. Overigens is de betrouwbaarheid van de genoteerde persoonsgegevens in de burger lijke stand nagetrokken. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 44