Bevelandse weesjongens voor Napoleon
J. de Ruiter
Inleiding
Door zijn reeks oorlogen in het begin van
de negentiende eeuw had Napoleon een
groeiende behoefte aan soldaten voor zijn
legers. Niet alleen uit Frankrijk zelf, maar
hij verlangde ook van de vazalstaten, zoals
Holland, waar hij zijn broer Lodewijk
Napoleon op de troon had geplaatst, dat
daar legers werden geformeerd om als
bondgenoten aan de strijd deel te nemen.
Het dringende advies van de Keizer aan
zijn broer om in het koninkrijk Holland de
dienstplicht in te voeren, werd genegeerd,
omdat Lodewijk meer voelde voor een
vrijwilligersleger. Hoewel er in Nederland
best animo was om als vrijwilliger dienst te
doen, konden toch niet de vereiste aan
tallen worden gehaald om een adequaat
staand leger in stand te houden.
Ook van Zeeuwse zijde stroomden de
vrijwilligers toe. Zo dienden er in 1806
in het 2" bataljon van het 5e regiment
infanterie 31 man uit Zeeland benoorden
de Westerschelde, waaronder drie van de
Bevelanden, op een totale sterkte van 596
manschappen.11 Het betrof hoofdzakelijk
jongens uit de steden. Slechts een enkeling
kwam uit een dorp, zoals Adriaan van der
Griek uit Ellewoutsdijk, die op een dinsdag
in oktober 1809 met al zijn klederen, goud
en zilver van sijne lijve naar Goes was ver
trokken en daar op dezelfde dag dienst had
Afb. 1. Foto beeldengroep boven poortje mu
seum te Goes. (Foto's: J. de Ruiter.)
genomen bij het Zeeuws legioen. Hij was op
sekere dag in 1811 nog enkele uren terug
geweest in Ellewoutsdijk om daarna weer
te vertrekken.'2' Om enigszins aan de eisen
van zijn broer Napoleon Bonaparte tege
moet te komen besloot koning Lodewijk
Napoleon om militaire scholen te stichten,
waar jongelui konden worden opgeleid voor
het krijgsbedrijf. Om aan genoeg leerlingen
te komen werden de gemeentebesturen van
plaatsen met weeshuizen aangeschreven
om de weesjongens, die aan bepaalde eisen
moesten voldoen, te zijner tijd op te zenden
naar nog op te richten militaire scholen.
Koninklijke Kweekscholen
Op 26 augustus 1808 werd in de vergade
ring van regenten en regentessen van het
weeshuis te Goes een missive behandeld
van de President en Raden der stad Goes,
waarin deze kennis gaven van een Konink
lijk decreet van 29 juli 1808 tendeerende
om de mannelijke weesen, alsmede de kin
deren van onvermogende ouders, welke ten
laste van den Staat of andere publique ste
delijke of plaatselijke kassen worden opge
voed, voor zoverre deselve daartoe geschikt
zijn, voor Rekening van het Rijk in ten dien
einde op te rigten Instituten tot den Mili
tairen Staat op te leiden. Voorlopig werd
alleen gevraagd een lijst te maken van alle
jongens, die naar drie leeftijdklassen moest
worden ingedeeld. Een aparte lijst met jon
gens, die uit hoofde van lichaamsgebreken
volstrekt ongeschikt waren, moest worden
toegevoegd.31
Bijna een jaar later, op 24 juni 1809,
kwam de definitieve aanwijzing van twaalf
jongens uit Goes, die zich moesten mel
den in Middelburg om van daaruit op de
Koninklijke Kweekschool in Utrecht te
worden geplaatst. Het betrof de navolgende
weesjongens:
Vanuit het weeshuis zelf: Gerrit de Zeeuw
(16), Willem Seen (16), Marinus Verhoeff
(16), Marinus Weststrate (21), Jan van de
Visse (17) en Jan Olfers (16).
Van de buitenarmen: Marinus Bos (17).
2