Het voert in het bestek van dit artikel te
ver om de opkomst van de ambachtsschool
in den brede te bespreken. We beperken
ons tot de rol van Ochtman.
Die rol was groot.
Vanaf de oprichting van de vereniging in
1875 tot 1922 was hij lid van het bestuur,
met een korte onderbreking van 1891
tot 1895. Hij was secretaris van 1875 tot
1879, voorzitter gedurende twee perioden:
1886-1891 en 1895-1898. Of het nu ging
om het opstarten van nieuwe afdelingen,
om grondverwerving, om nieuwbouw,
om de aanschaf van nieuwe machines,
steeds lag het initiatief bij Ochtman. In de
bestuursvergadering van 3 juni 1926 werd
hij uitgezwaaid. Om gezondheidsredenen
is het hem niet meer mogelijk de leiding
der vereeniging op zich te nemen, hoezeer
ook zijn belangstelling in onze vereeniging
onverflauwd blijft, zo lezen we in het
jubileumboek van 1926.17)
De Goesche Courant van 12 maart
1926 besteedde ruime aandacht aan het
vijftigjarig bestaan van de Ambachtsschool,
met een interview met de heer Ochtman.
Hij was toen inmiddels 80 jaar en ziek.
Hij kon daardoor de jubileumviering niet
bijwonen. Op een vraag van de journalist
of de school altijd zijn belangstelling heeft
gehad, is zijn antwoord: Dat heeft ze nu
nog. Als men 50 jaar achtereen al het lief
en leed met iets gedeeld heeft wordt het een
stuk van jezelf. 18)
De zoektocht door de archieven bracht
veel feiten over het doen en laten van
Ochtman aan het licht. Echter weinig
of geen persoonlijke ontboezemingen
van onze hoofdpersoon zelf. Geen
brieven, geen ingezonden stukken van
zijn hand. Zelfs in het interview ter
gelegenheid van het vijftigjarig jubileum
van de Ambachtsschool beperkt hij zich
hoofdzakelijk tot feiten en gebeurtenissen.
Uit die feiten komt Ochtman naar voren
als een gedreven doorzetter. Een praktische
man, die nooit opgaf en die, als het ene niet
lukte, zijn bakens verzette en iets anders
begon. Ook was hij een geslepen zakenman
met een uitvoerig netwerk, dat hij waar
nodig inzette om zijn doelen te bereiken.
Tevens was hij een sociaal bewogen
man, die via zijn netwerk van relaties
dingen voor elkaar kreeg, waar de minder
bedeelden in de samenleving hun voordeel
mee konden doen. Dit kwam ook voort
uit de opvattingen die toen heersten
onder de leden van de bovenlaag van de
samenleving, zoals eerder in dit artikel
beschreven. Ochtman was vooral een kind
van zijn tijd en van het establishment
waartoe hij behoorde.
Ochtman en het Ochtmanfonds
Op de Goese Ambachtschool was het sinds
de oprichting een goede gewoonte dat naast
de diploma's en overgangsrapporten een
kleine blijk van waardering werd gegeven
aan leerlingen die door hun gedrag en inzet
daarvoor in aanmerking kwamen. In de
twintiger jaren van de vorige eeuw was het
bestuur vanwege bezuinigingen gedwongen
daarmee op te houden.
Het was de heer Ochtman een doorn
in het oog dat deze prijsuitreiking een
vroege dood was gestorven. Hij heeft het
echter niet meer mogen beleven dat dit
goede gebruik weer in ere werd hersteld.
Ochtman overleed op 26 november
1927. Na zijn overlijden hebben naaste
familieleden gemeend zijn wens in
vervulling te moeten laten gaan. Daartoe
werd een stichting in het leven geroepen
onder de naam 'J.J. Ochtmanfonds'
Op 5 november 1928 passeerde de
stichtingsakte bij notaris Joh. Pilaar. Ir.
W.A. Ochtman, zoon van de oprichter van
de Goese Ambachtsschool, ondertekende
de akte. Hij handelde namens de kinderen
Johan Hendrik, Johannes Adolphus
Abraham, Francina Abellina en haar
echtgenoot Iman Gualtherus Jacob
Kakebeeke.19)
Als beginkapitaal stortte de familie
1.000,- in het fonds. De bedoeling was
dit kapitaal uit te breiden met giften
en donaties, zodat van de rente van het
kapitaal jaarlijks kleine geschenken
konden worden gegeven aan leerlingen
die door hun inzet en gedrag daarvoor in
aanmerking kwamen.
De stichting stond financieel geheel los
van de Ambachtsschool. Het bestuur werd
gevormd door de voorzitter en de secretaris
10