De rustverstoorder
W.P. den Toom
In 1796 werd Johannis Bernardus Bosset
in de nacht van 11 op 12 september
opgepakt door de stedelijke garde en
opgesloten in de gij zeikamer van het
stadhuis in Goes, ter verzekering van de
rust in de stad.
Zijn huisvrouw, Pietronella Verplakke,
kwam bij hem op bezoek en werd later dood
gevonden onder het venster van die kamer.
Afb.l. Tamboer. (Collectie gemeentearchief
Goes.)
Niemand begreep iets van wat er gebeurd
was. De wacht had niets gehoord of gezien
en hoe zij buiten was gekomen bleef een
groot raadsel. Evenwel, Jonannis zou haar
vast een zetje hebben gegeven of zoals het
officiële bericht luidde: haar uit het raam
gegooid of gestoten te hebben. Hij werd in
criminele detentie gesteld en bij het verhoor
bekende hij haar zo nu en dan wel eens te
hebben geslagen en mishandeld, maar een
'zetje', dat was totaal niet aan de orde.
Bij huiszoeking in zijn woning werden
ook nog een hoeveelheid tabak en wat
koffiebonen gevonden. Zodoende werd hij
ook nog van diefstal verdacht. Hij bekende
soms te werken voor Cornelis Vervenne en
Jacobus de Wijs. Daar had hij wat tabak en
koffie meegenomen, om die ten eigen bate
te verpatsen. De spullen waren verstopt
in een rode aarden pot, een Keulse pot en
een blikken trommel. Bij Vervenne had
hij bovendien nog drie stukken metaal of
klokspijs meegenomen. Zijn vrouw had die
voor hem verkocht.
Ook bleek nu dat hij vroeger was gestraft
door de militaire rechter, toen hij als
tamboer diende en wegens ruzie en
desertie op het matje werd geroepen.
Tegen Johannis werd geseling op het
schavot met roeden tot bloedens toe
geëist, zes jaar tuchthuis en dertig jaar
verbanning. Hij werd veroordeeld tot
geseling en verbanning voor het leven.
Op 6 december 1796, het tweede jaar der
Bataafse vrijheid.
29
Bron: Gemeentearchief Goes, Raze 1575, folio 187,188,
189v.