Afb. 3. Kleikist in eenvoudige uitvoering. (Uit:A. Vierling, Tractaet van dijckagie.) dam) van goede kleizoden (kloetelingen) tot 4 a 6 voet onder laagwater te storten teneinde aan het uit- en instroomende water zijn "fortse" te benemen, en vervolgens het dan ontstane doorstroomingsprofiel van beide zijden tegelijk in te korten door den aanleg van een tweetal door een aarde- of kleikist gescheiden bermen van rijs tot de overblijvende opening die grootte verkreeg, dat het sluiten in één getij mogelijk werd door over het gat "weliën te scheren" en "voorts de liggende waesen, met staecken, tuijnen, gaerden welineengebonden, te sincken". Was deze opbouw tot de laagwaterlijn gevorderd, dan kon daarover ook weer met het verhoogen van de kleikist de voorversching doorgetrokken worden. In dit advies vermeldt Vierlingh nog hoe men veelal de gaten met rijswerk zocht te dichten, wat hij als minder veilig kenschetst. 2) In geulen van enige omvang werd een drempel opgeworpen tot net onder het niveau van de laagwaterlijn. De taluds van de geul werden indien nodig bekleed met vlechtwerken van rijshout om te voorkomen dat een sterke stroming deze zou aantasten en tevens om een goede verbinding te verkrijgen met het te maken dijklichaam. Het doorsijpelen van water langs deze verbinding werd daarmee voorkomen. Vanaf beide oevers van de geul werden vlechtwerken van circa 1,5 meter breed op de opgeworpen drempel aangebracht. Deze werden verzwaard met kleikluiten en vastgezet op de bodem met zware staken. Laag op laag werd de kist zo opgebouwd, maar midden in de stroom werd een opening gelaten om de eb en vloedbeweging ruimte te geven. Als de kleikist aan beide zijden tot de geplande opening was opgebouwd werd de ebstand afgewacht. Tijdens eb werden snel rijsmatten met vette klei en graszoden in het laatste gat aangebracht. Daarmee was de afdamming van de geul een feit. Deze werd daarna zo spoedig mogelijk afgedekt met de eerste aanzet van de dijk, de zogenaamde 'voorvorst' voorvorsch Als het een grote geul betrof of bij een sterke stroming werden er drie kisten op enige afstand van elkaar aangebracht. Op de middelste kist werd de voorvorst ofwel de eerste aanzet voor de buitenglooiing van de te maken dijk aangebracht. De kleikist werd gebruikt als transportbaan voor het aanbrengen van de afsluiting van het laatste gat. Het volledige dijklichaam bedekte later alle aangebrachte kisten. Het is niet alleen deze vondst die zo bijzonder is geweest voor Oost-Zuid- Beveland. Tijdens de graafwerkzaamheden zijn nog meer zaken aan het licht gekomen. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2011 | | pagina 36