die aangeslingerd moest worden om de
motor te starten (en anders was aanduwen
het parool).
De opdrachtgever voor het ophalen van
de auto moet P. Louisse uit Kapelle zijn
geweest, die toen gevestigd was aan de
Biezelingsestraat en die de verkoop had
van Eysink rijwielen, motoren en auto's
op Zuid-Beveland. De rekening van 12
december 1912 was aan hem gericht.
Hij was in 1903 met een rijwielhandel
begonnen in 's-Gravenpolder en in 1904
met zijn Handel in Rijwielen, Motoren,
Automobielen en Naaimachines naar
Kapelle verhuisd.8' Oom Piet, die
zeer geïnteresseerd was in auto's en
motoren, kende Louisse. En door de
overnachtingsmogelijkheden bij familie
was het ophalen van de auto een leuke
afwisseling voor een boerenzoon.
Hoe mooi en modern die auto toen ook
was, tegen winterkou en wind bood hij
geen beschutting. Hard reden auto's toen
ook nog niet, zo hadden ze er drie dagen
over gedaan om weer thuis te komen. Het
was ijskoud en vaak moesten ze in een
dorpsherberg bij de kachel weer een beetje
op temperatuur en op verhaal komen.
Oom Piet had mijn vader, toen deze weer
eens zat te bibberen van de kou, zijn flacon
toegestopt (met cognac!) met de woorden:
daar moet je wat van drinken, Jan, daar
wordt je lekker warm van!
Waar ze de eerste nacht bij familie van
dokter Klos hadden overnacht, werd de
tweede nacht geslapen bij tante Neeltje, de
weduwe van oom Leendert Kloosterman
(een oom van hun vader) op de boerderij
Eben Haëzer in de Zuidplaspolder te
Zevenhuizen en de derde nacht bij hun oom
Adriaan Kloosterman die hoofdonderwijzer
was van de Christelijke School in
Dinteloord en tante Betsie (schrijfster van
een aantal kinderboeken).9'En de auto is
onbeschadigd in Zeeland gearriveerd!10'
Afb. 3. Na restauratie in Louw manmuseum, 2010. (Foto: J. Kloosterman.)
4