De suikerfabriek te Sas van Gent In samenhang met het verdwijnen van de aloude meekrapteelt kwam gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw de teelt van suikerbieten in zwang. De verwerking van de suikerbieten vond aan vankelijk plaats in commerciële fabrieken, waarvan de eerste vanaf 1858 in bedrijf was. De macht die de fabrikanten uitoe fenden was voor de bietentelers aanleiding om naar andere oplossingen te zoeken, het stichten van een eigen fabriek op coöpera tieve basis. In het Land van Axel, waar veel suikerbie ten verbouwd werden, kwam het omstreeks 1890 tot concrete initiatieven. De initia tiefnemers waren G.A. Vorsterman van Oijen en K.J.A.G. baron Collot d'Escury. Dit leidde tot oprichting op 19 oktober 1899 van de 'Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek' die gevestigd werd in Sas van Gent. De oprichting van deze eerste coöperatieve suikerfabriek be tekende de doorbraak van het monopolie van de particuliere suikerfabrieken. Om de fabriek rendabel te maken was er een areaal suikerbieten nodig van 10.000 hectare. Men wist dat in Zeeuws-Vlaan- deren niet te bereiken, vandaar dat een beroep werd gedaan op een aantal land bouwers in Zuid-Beveland om lid te worden van de coöperatie. Er was te weinig mede werking, zoodat er ten slotte ook werd uitge zien naar medewerking van Zuid Beveland. Zoodra ik daarvan hoorde was ik bereid mede te werken en zoo is ten slotte met 1300 aandeelen en een kleine fa briek begonnen. De eerste campagne startte op 8 oktober 1900. De dagcapaciteit van de fabriek was 400 ton. Pieter Lindenbergh, als primus inter pares van de Zuid-Bevelandse boeren, werd als enige 'overkanter' in het bestuur van de coöperatie benoemd. Van het begin was ik lid van het bestuur, later van het Dagelijksch bestuur waar door ik veel in 't land van Axel kwam waar ik vrienden kreeg en waar mijn gezicht ruimer is geworden. Ik moest voor een ver gadering telkens een nacht overblijven en de bestuursleden wedijverden om mij te herbergen. Aan deze zaak heb ik mogen medewerken en ik heb de overtuiging dat ik een krachtige steun heb kunnen en mo gen zijn. Ik heb van deze instelling op een gepaste wijze geprofiteerd, zoodat deze fabriek een steun was voor ons bedrijf en in de oorlogsjaren zijn de voordeelen groot geweest, ook het drooge jaar 1911 was zeer voordeelig. Tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur op 28 augustus 1935 legde Pieter Lindenbergh zijn functie neer. Hij was toen 83 jaar oud.n) Het orgelcomité, een fiasco Van een bijzondere vereeniging was ik voorzitter, t.w. het Orgelfonds dat ik hielp stichten, waarvan ik steeds voorzitter was en dat ik heb helpen ontbinden. Van het bekende testament van Maria Coomans, ambachtsvrouwe van Wemeldinge in het laatst der 18de eeuw, is gebruik gemaakt om deze zaak te bestrijden. De strijd tegen deze begeerlijke zaak is op een zeer onverkwik kelijke wijze gevoerd, de familie Dominicus en haar aanhang heeft zich hierbij van de slechtste zijde laten zien. Ik heb er zeer onder geleden, maar het heeft ook weer me degewerkt aan mijn opvoeding. Het zij allen en alles vergeven. Ambachtsvrouwe Maria Coomans had in haar in 1787 opgesteld testament de kerk van Wemeldinge rijkelijk bedeeld, echter onder de voorwaarde dat voor rekening van de kerk nooit een orgel in de kerk geplaatst zou worden. Geruime tijd werd hieraan geen aandacht besteed. Tegen het eind van de negentiende eeuw, de tijd dat meer en meer dorpskerken in de omgeving van een orgel werden voorzien, raakte Hervormd Wemeldinge echter in twee kampen ver deeld. Enerzijds waren er de kerkgangers die graag ook in Wemeldinge een orgel in de kerk wilden hebben en daarvoor naar een oplossing wilden zoeken. Anderzijds waren er de conservatieven, een relatief kleine groep, die vasthield aan de mening dat de ambachtsvrouwe had bedoeld - on danks dat het niet zo beschreven was - dat er helemaal geen orgel in de kerk mocht komen. Tot deze groep behoorden de kerk voogden, op het gebied van materiële zaken de absolute machthebbers. Het was Pieter Lindenbergh, ondertussen 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2012 | | pagina 17