Een briefschrijver uit Goes maakt zich in
de krant boos over de willekeur, die bij de
uitdeling van water blijkbaar plaatsvindt.
Gegoede stadsbewoners, ambtenaren en
vriendjes van hen, melden zich met vaten
en flessen bij het spoor en nemen zo veel
meer water mee dan eigenlijk zou mogen.
Anderen staan een uur in de warmte in de
rij en worden dan met één emmertje water
afgescheept. (Goessche Courant 26 aug.
1911).
Ondertussen blijft het bloedheet die zomer.
De kranten staan vol met onheilsberichten
over mensen die in rivieren verdrinken als
ze verkoeling zoeken, zonnesteken oplopen,
of krankzinnig worden van de hitte. Bos-,
duin- en heidebranden zijn aan de orde van
de dag. Appels aan de bomen worden gaar
gestoofd. Dood door bliksem is een regel
matig optredende doodsoorzaak. Het weer
type heet 'droge donder', onweersbuien
waar geen regen op volgt.
De droogte betekent de doodsteek voor de
binnenvisserij. Kort voordat de sloten hele
maal uitdrogen en de vissen zullen sterven,
gaat men modderen. In de sloten worden
dan dammen gezet, waarna het water eruit
wordt geschept. Wat dan nog aan paling en
andere vis in de sloot zit kan niet weg en
kan worden gevangen. De vis overleeft het
anders toch niet, redeneert men. De blinde
Dingeman Korstanje uit Kapelle dicht een
lang verslag van de droogte, dat als boekje
wordt uitgegeven. (Zie het artikel 'Blinde
dichter uit Kapelle', elders in deze Spuije.)
Op 12 oktober 1911 maakt de directeur van
de waterleiding bekend dat alleen door de
maatschappij zelf huisleidingen worden
aangelegd en dat dit kosteloos zal gebeu
ren. Beunhazen die dit tegen betaling doen
moeten aan de deur worden afgewimpeld.
In dezelfde krant vraagt de maatschappij
Flinke Werklieden, die de sleuven van de
leidingen dicht gaan gooien. Bij het graaf
werk zijn natuurlijk ongelukjes niet te ver
mijden. In de stad slaat bij Slot Oostende
een werkman met een houweel de telefoon
kabel in tweeën.
Aanvankelijk gaat de maatschappij uit
van een jaarabonnement van tien gulden,
met een toegelaten waterverbruik per huis
van zeventien kuub per halfjaar. Afgezet
tegen het tegenwoordige gebruik van 130
liter per persoon per dag (ruim 47 kuub per
jaar) is dat zeer weinig.
De Goessche Courant houdt de vorderingen
van het buizenleggen nauwkeurig bij. In de
krant van 10 oktober 1911: De Westwal is
reeds van buizen voorzien en ook een groot
deel van de Nieuwstraat. Bij het Dam
metje stuit men op oude fundamenten van
vermoedelijk een molen, wat problemen
oplevert. Op 24 oktober 1911 raakt een
arbeider in de Waterstraat bedolven onder
instortende grond. Hij kan zonder kwetsu
ren worden uitgegraven.
In Kapelle gebeurt een groter ongeluk op
25 november 1911. Een monteur raakt hier
geheel bedolven onder het zand. Meer dood
dan levend komt hij weer bovengronds,
waar hij langzaam opknapt. In december
vindt een ander ongeluk in Kapelle plaats.
Voor het monteren van de buizen is een
soort veldsmidse op het werk aanwezig,
waar het metaal in open vuur wordt ver
hit en gesoldeerd. Als paard en wagen
van slager W. naderbij komen, schrikt het
paard van het vuur, slaat op hol en rent in
woeste vaart over de buizen, zo de sloot in.
De voerman en een toevallig meerijdende
jongen raken behoorlijk gebutst, de kar
beschadigd, en het vlees dat in de kar ligt
zit onder de modder.
Midden 1913 kunnen in de aangesloten
huizen in de gemeente Kapelle de koperen
kraantjes open worden gedraaid, en de
'witte wijn' loopt zo je emmer in. Lang niet
elk huishouden heeft zich echter meteen al
aangemeld. Het duurt nog jaren voordat in
elk huis stromend water aanwezig zal zijn.
26