in Goes, is bekend dat hij als blokken
maker in Vlissingen woonde en als later
kolonist naar Ommerschans is vertrokken.
In 1830 is daar één van zijn kinderen over
leden. Van de andere 21 man, waaronder
veel 'niet-Zeeuwen' is in de registers van
de burgerlijke stand, noch in de militaire
registers iets teruggevonden, zodat moet
worden aangenomen, dat zij in ieder geval
niet meer zijn teruggekeerd in Zeeland. Op
een enkeling na zullen zij als omgekomen
moeten worden beschouwd.34)
De enige die waarschijnlijk iets met zijn
premie heeft gedaan is Hendrik Holland
uit Kruiningen, die in 1815 een huisje en
een boomgaard kocht en in 1832 in het
kadaster wordt genoemd als eigenaar van
enige perceeltjes grond te Kruiningen.
In de periode 1811-1814 was de welstand
van de ouders bepalend of er voor de zoon
een vervanger kon worden betaald. Bin
nen de stad Goes waren het in hoofdzaak
neringdoenden, zoals Nortier, De Jongh en
Snoep, behalve de vader van Pieter
Engelse, die was boekhouder bij de bank
voor lening en tevens koster van de kerk.
De ouders op de dorpen die de beurs moes
ten trekken waren voor het merendeel
landbouwers. De vader van Hendrik Lant-
se geboren te Borssele stond als rentenier
genoteerd en de vader van Bastiaan Kra
mer uit Wissenkerke was schaapherder,
waarbij bedoeld zal zijn schapenhouder.
Verder twee predikanten (Colijnsplaat en
Krabbendijke), twee timmerlieden/aanne
mers (Kortgene en Kapelle) en smidsbaas
Janus Loen uit 's-Heerenhoek.
In ieder geval waren het allemaal bezitters
van onroerend goed, dat als onderpand kon
dienen, want de meesten zullen geld heb
ben moeten lenen om de remplacant voor
hun zoon te kunnen betalen.
De levensloop van de 43 Bevelandse substi-
tuanten is goed te volgen, tenminste zo
lang ze binnen Zeeland bleven wonen. Jan
Snoep uit Goes is naar Rotterdam vertrok
ken en heeft daar een bestaan opgebouwd
als apotheker. Bastiaan den Exter van den
Brink, zoon van de predikant van Krab
bendijke, is naar Vlaardingen verhuisd en
stond daar in 1835 bekend als wijnkoper.35'
Cornelis de Vos uit Kortgene, woonde in
1816 bij het overlijden van zijn zoontje in
Vlissingen. In de akte is als beroep van de
vader genoteerd: ambtenaar voor het Oost-
Indien bestuur. Het gezin zal kort daarna
zijn vertrokken naar Nederlands-Indië.
Van de andere 39 mannen zijn de gege
vens allemaal teruggevonden. Triest is het
verhaal van boerenzoon Aarnout Wisse uit
Kruiningen, die op 9 oktober 1814 kwam te
Afb. 7. Maarschalk
Neij dekt de terug
tocht der troepen bij
de Berezina, door
Adolph Yvon.
10