Blinde leidslieden
Allie Barth
Woord vooraf
Op 13 december 1780 beriep de kerkenraad
van de Nederduits Gereformeerde
Gemeente van Kats Johannes van Velzen
te Zuidzande als predikant van het Noord-
Be velandse dorp. Hij nam het beroep aan
en diende de gemeente tot aan zijn dood in
1799. Toen hij stierf was hij 74 jaar. Pieter
van der Zoo, zijn collega van Kortgene
werd benoemd tot 'director' - tegenwoordig
spreken wij van consulent - en hij tekende
aan, dat Van Velzen was overleden op 21
juni aan longontsteking met een daarop
volgende bloedspuwing, na een ziekbed van
zeventien dagen. Een van de eerste zaken,
die Van der Zoo in Kats meemaakte, was de
afwikkeling van een scherp conflict tussen
Van Velzen, vlak voor diens overlijden
en de ouderlingen, met diaken Cornelis
LanooijHet hoe en waarom had Van der
Zoo nauwkeurig opgeschreven, maar het
geschrift ontbreekt in het archief van de
kerk. Hij vermeldt slechts in een paar
regels, dat de ruzie ging om de besteding
van een arme weduwe. Lannooij had de
dominee en de andere kerkenraadsleden
zwaar beledigd, maar toen die dreigden om
de classis in te schakelen, had hij eieren
voor zijn geld gekozen. Hij verzoende zich
met de anderen en boog deemoedig het
hoofd. Dat was op 30 juni 1799, vlak na de
begrafenis van Van Velzen. Maar niet alles
was pais en vree in het Noord-Bevelandse
dorpje.1'
De periode 1795-1800 was een woelige
in de geschiedenis van de Nederduits
Gereformeerde Kerk. Op Zuid- en Noord-
Beveland waren vele gemeenten vacant
en juist in die periode kwam de scheiding
tussen Kerk en Staat tot stand. Salarissen
van predikanten, voorzangers en voorlezers
zouden niet meer van overheidswege
worden betaald. De kerken moesten dat
uit eigen middelen gaan doen, waarvoor
een commissie in het leven moest worden
geroepen, die zich met het vullen van die
fondsen zou belasten. In de schriftelijke
nalatenschap uit die periode komt de naam
'Hervormde Kerk' al voor, hoewel die pas in
1816 een officiële basis zou krijgen.
Van der Zoo tekende in het verslag nog wat
anders aan en dat vormt de basis van ons
verhaal.
De Noord-Bevelandse Kreits, waaronder
we de vier kerkelijke gemeenten van
Noord-Beveland moeten verstaan, had
een brief, gedagtekend 8 oktober 1799,
ontvangen van de Classis Middelburg
waarin gewaarschuwd werd tegen het
optreden van oefenaars en dan met name
in vacante gemeenten. De ontwikkelingen
in Kats waren daar niet vreemd aan.
Oefenaars
De Nederduits Gereformeerde Kerk kende
een aantal ambten. Een kerkenraad
bestond uit een predikant, ouderlingen
en diakenen. De predikant leidde
de kerkdiensten en waakte met de
ouderlingen over de geestelijke staat
waarin de kerkelijke gemeente zich
bevond. De diakenen waren belast met de
zorg voor de armen. Sinds 1798 was het
mogelijk om een commissie te benoemen,
die zich bezig hield met de stoffelijke zaken
van de kerk, wat tenslotte uitmondde
in de kerkvoogdij. De kerk had vóór de
negentiende eeuw ook grote invloed op het
onderwijs. Schoolmeesters werden door
de kerkenraad benoemd. De onderwijzer
fungeerde meestal ook als koster, voorlezer
en voorzanger, wanneer er geen orgel in de
kerk geplaatst was.
Daarnaast kende men in de
plaatselijke kerk catechiseermeesters
en ziekenbezoekers, die meestal een
officiële aanstelling kregen en die voor
een deel de taak van de predikant
overnamen in het catechiseren en het
bezoeken van de zieken in de gemeente.
Tenslotte waren er de oefenaars, lieden
die doorgaans godsdienstige kennis
opdeden uit zelfstudie. Zij genoten geen
officiële theologische scholing. Ze waren
31