Van der Zoo verzocht niet alleen aan de classis om in Kats orde op zaken te komen stellen maar ook om het oefenen door niet in de theologie opgeleide personen sterk aan banden te leggen. De verbittering in Kats zou pas worden weggenomen, wanneer Loene er zijn afscheid zou preken. Zou het niet beter zijn, aldus de Kortgeense predikant, om de man het oefenen helemaal te verbieden? Alle andere gemeenten op Noord-Beveland keurden de in Kats ondernomen stappen af. Die deden de achting bij sommigen voor den Godsdienst zelve niet weinig dalen. Op 3 oktober 1799 nam het classicaal bestuur een aantal voorlopige maatregelen om het optreden van oefenaars aan banden te leggen. Adspirant-oefenaars moesten zich voortaan bij de classis aanmelden met het verzoek om te mogen oefenen, niet alleen in de gemeente waar men woonde, maar ook in de andere kerken van de classis. Oefenaars die toestemming kregen, verstrekte men een schriftelijke bevestiging. Die hadden ze nodig om zich bij de plaatselijke predikanten voor te stellen. Deze konden het verzoek om toestemming weigeren. In vacante gemeenten moesten ze zich melden bij de consulent, of 'director'. In vacante gemeenten mocht men geen vaste oefenaar aanstellen. Oefeningen mochten niet in de kerkgebouwen plaatsvinden. De oefenaar moest maar naar het schoolgebouw uitwijken. Hij mocht verder niet preken over een Bijbeltekst, maar moest zich houden aan de catechismus of het Kort Begrip. Het zegenen van de gemeente na afloop werd hem uitdrukkelijk verboden. Een dankgebed aan het einde was wel toegestaan. Op 13 oktober van dat jaar werden deze bepalingen op plechtige wijze van de Katse kansel voorgelezen. Van der Zoo maakte er in de verslaglegging geen geheim van dat deze bepalingen vooral op Loene waren toegeschreven. De man kreeg van de classis een verbod opgelegd om de kerk nog te mogen ingaan. Ze waren echter nog niet van hem af. Regeling eigendom van de kerk met de burgerlijke gemeente Het was in wezen een onmogelijke situatie: Een oefenaar, die de kansel beklom wanneer die op zondagmorgen leeg bleef, want er waren ook zondagen dat predikanten van omliggende gemeente een liefdebeurt vervulden. Een groep gemeenteleden die de oefenaar achterna liep en steunde door middel van een commissie, die geld voor zijn bezoldiging collecteerde. Aan de andere zijde de kerkenraad met de consulent en dat deel van de gemeente, dat geen behoefte aan de blinde oefenaar had. In de kerkenraad was beslist geen overeenstemming over de te volgen koers en we moeten daarom de overeenkomst tussen de raad en de burgerlijke gemeente over de eigendom van kerk en toren zien als een poging van Van der Zoo om in ieder geval dat gebouw voor de kerk veilig te stellen. Schout en schepenen bepaalden op 6 november 1799 dat de kerk overeenkomstig de Staatsregeling voor het Bataafse Volk van 11 oktober 1798 werd bevestigd in de wettelijke eigendom van kerkgebouw met de gestoeltens en zitbanken in dezelve mitsgaders de consistorie en 't verder gebouw, de daar toe behoorende de Toorn en Klok daarvan alleenlijk uitgezondert omme hetzelve een en ander bij evengemelde Hervormde of Gereformeerder gemeente, ten allen tijde te worden bezeeten en gebruijkt als vrij eigen goed.6) [Ook elders speelde dit, red.] Verdere escalatie Op 24 november 1799 belegde Van der Zoo een vergadering van de kerkenraad. Het was zijn voornemen om een commissie te benoemen die aan de classis handopening [toestemming, red.] zou kunnen vragen voor het beroepen van een nieuwe predikant. Tot zijn stomme verbazing waren niet alleen de ouderlingen en diakenen aanwezig maar ook de commissie die voor het tractement van de oefenaar moest zorgen. De ouderlingen waren het met die aanwezigheid volstrekt niet eens, maar de diakenen hadden 35

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2012 | | pagina 37