Bevelandse rempla^anten voor Napoleon J. de Ruiter In vorige afleveringen van de Spuije werd aandacht besteed aan de Bevelandse lo- telingen, die in het leger van Napoleon deelnamen aan de veldtocht tegen Rusland (aflevering 70, voorjaar 2007) en aan de lotgevallen van de in 1808 en 1811 opge roepen weesjongens, die voor een groot gedeelte terecht kwamen bij het regiment Pupilles de la Garde Impériale in Versailles (aflevering 81, winter 2010). Deze keer wordt aandacht besteed aan de Bevelandse rempla^anten, die tegen beta ling voor een ander in dienst gingen en over degenen die het zich financieel konden veroorloven om een plaatsvervanger te 'kopen'. Remplafanten Wie waren deze vervangers en wat is er later van hen terecht gekomen? Hebben ze bij terugkeer in het vaderland iets gedaan met hun in het leger opgedane ervaringen of met de verdiende premie? Maar ook: wie waren de jongens die zich tegen betaling een vervanger konden veroorloven. Hoe is het ze vergaan in hun verdere leven en carrière? In deze bijdrage zal getracht worden hierop antwoorden te vinden. De conscriptie Toen in augustus 1810 de rest van Neder land werd ingelijfd bij het Franse keizer rijk, werd ook de Franse wetgeving van kracht, waaronder de wet van 19 Fructidor An VI (5 september 1798), waarin bepaald was dat alle mannen in de leeftijd van twintig tot 25 jaar dienstplichtig waren. De uitvoering van de loting was opgedragen aan de Prefecten van de departementen. Elk departement moest een van te voren bepaald aantal mannen leveren voor mi litaire dienst, naar rato van het aantal inwoners, afhankelijk van de behoefte aan manschappen bij de diverse regimenten. Het was dus geen persoonlijke, maar een streekgebonden dienstplicht. Bovendien kon degene die was ingeloot zich, sinds 1802, tegen betaling door een remplafant laten vervangen. Een andere mogelijkheid om in eerste in stantie onder de dienstplicht uit te komen was het systeem van nummerverwisseling. Iemand die een laag nummer had getrok ken en dus was ingeloot, kon ruilen met iemand van dezelfde lichting in hetzelfde kanton met een hoog nummer. In Zeeland is voor zover bekend geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Friesland.1' Ook broederdienst werd getolereerd. In Zeeland heeft dat maar in een paar gevallen plaats gevonden. Zo ging Pieter Flink, zoon van smid Jozias Flink uit Heinkenszand, voor zijn broer Cornelis in dienst bij het marinebataljon Ouvriers du Danube. Jacob Schouwenaar uit Kruiningen vervulde de dienstplicht voor zijn broer Johannes bij het 147ste regi ment de ligne en op de vermistenlijst van Vlissingen is achter de naam van Cornelis Storm de aantekening geplaatst: Laatste tijding uit Moskou. Opgetrokken voor zijnen broeder Jan. In alle drie de gevallen be- Afb. 1. Het Franse linieschip l'Océan dat in Rochefort lag en waar de Goese bakkers knecht Cornelis Maas (en nog vele andere dienstplichtige Zeeuwen) zijn opleiding op heeft gekregen. (Collectie marinemuseum Parijs.) 2

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2012 | | pagina 4