toegekend, maar volgens de raaïng van de
middelweg verdeeld zouden worden. Dit
werd nog in toenemende mate beïnvloed
door de richting van de scheidweg. Vanuit
het zuiden naar het noordwesten of naar
het noordoosten? In het laatste geval zou
Zijne Hoogheid maar een gering deel van
de buitenschorren en aanwassen blijven
behouden.
De rentmeester had hier aan gedacht en
met de landmeter afgesproken dat deze
de richting van de scheidweg zodanig zou
bepalen, dat ook de buitenschorren in egale
porties verdeeld werden. Voor Verdun was
deze toelichting onvoldoende en hij bleef
het contract op dit punt duister vinden.
In het contract had opgenomen moeten
worden, dat bij een volgende bedijking
weer half om half verdeeld zou worden,
zonder zich iets van vorige raaien aan
te trekken. Hij betichtte Nebbens van
onvoorzichtig handelen.
In zijn brief van 4 augustus 1772 aan
de heren van de Domeinraad ging
Nebbens nogmaals in op de kwestie
van de voorliggende schorren.14' Hij
stelde dat, indien het onverhoopt plaats
mocht hebben, Wissenkerke eerder zijn
voorgronden zal verliezen dan Orisant.
Vermoedelijk baseerde hij deze stelling
op het feit, dat een aanval van de zee
uit het westen zou komen. Het lijkt een
pessimistische gedachte voor iemand die
nog aan de bedijking moest beginnen.
Opvallend is de rol van de Nassause
Domeinraad in 1772 vergeleken met die in
1619. In de periode na 1598 zijn het steeds
de raadsheren van de Nassause Domeinen
die het initiatief nemen en hun voorstellen
in het kamp van de overige ambachtsheren
deponeren. Bij alle belangrijke
vergaderingen waren representanten
van de raad aanwezig. In 1772 lijkt dit
andersom te zijn. Steeds een groot aantal
ambachtsheren van Wissenkerke, waar de
rentmeester van de Domeinen het alleen
moest doen.
In 1775 werd de polder bedijkt en kreeg
de naam Sophia naar de vrouw van
Willem V. Jan de Ridder werd pachter
van het domaniale deel van 77 gemeten
en 83 roeden. Hij betaalde een pacht van
14,- per gemet en in 1786 beklaagde
hij zich over de veel te hoge pacht.15' Zijn
grond lag immers op de plaats van de
verzande kreek, welke naam die ook ooit
gehad mocht hebben. Zijn collega-pachter
in de Willempolder betaalde ook 15,-
per gemet, maar had voor dat geld prima
zware zeeklei.
De officiële plaatsing van de steen
Ondertussen was op 29 juni 1774 de steen
der wijzen geplaatst. Van deze plaatsing is
een verbaal gemaakt door de secretaris van
het ambacht Geersdijk en Wissenkerke,
Cornelis Geelhoed.16' Plaats van handeling:
de Thoornhoeff van Johan Willem Parker,
waar destijds de afgebroken toren stond.
De ruïne leverde echter gevaar op voor
de bewoners van de boerderij en moest
daarom worden afgebroken.17'
De plaats van de toren moest voor altijd
bekend blijven, omdat de landmeters
in 1619 hun verbaal mede op deze
toren hadden gebaseerd, aldus Cornelis
Geelhoed. Men bleef dus volhouden dat de
toren daarin een rol had gespeeld, maar
zoals eerder vermeld, onterecht.
Alle heren van het eerder genoemde
comité waren ter plaatse aanwezig.
Onder het toeziend oog van de landmeter
Pieter Maartense Geelhoed werd de
steen geplaatst in het gat, exact in het
midden tussen de fundamenten van
de torenmuren. Een zware stenen paal
van blauw arduin met een lengte van
zes a zeven voeten. Op de kruin was
een 'holligheid' gemaakt om indien
noodzakelijk, daarin een houten baken te
kunnen zetten.
Rondom de holte stond de volgende tekst
gegraveerd: Dit is het middelpunt daar den
tooren van Oud-Wissenkerke heeft gestaan.
De plaatsing van de paal symboliseerde
het einde van een jarenlang geschil tussen
twee ambachtsheerlijkheden. Als meetpunt
is de paal niet gebruikt. Het bedijken van
nog meer schorren aan de noordkust van
Noord-Beveland kwam niet meer aan de
orde. Juist het tegenovergestelde gebeurde,
9